0-9 punten: ernstig cognitief gestoord. 10-20 punten: matig cognitief gestoord. 21-24 punten: licht cognitief gestoord. 25-30 punten: normaal.
Interpretatie score gestandaardiseerde MMSE
Er moet rekening gehouden worden met het opleidingsniveau van de oudere. Gebrek aan motivatie, aandacht of interesse, lichamelijke ziekten en beperkingen, een depressie of andere psychiatrische ziekte : al deze factoren kunnen de score van de MMSE negatief beïnvloeden.
De MMSE (Mini-mental state examination) is een vragenlijst die wordt gebruikt als er een vermoeden is dat iemand geheugenproblemen of dementie heeft. Uit de vragen komt een MMSE score die duidelijk maakt hoe het gaat met iemands geheugen, taalvermogen en concentratie (cognitieve vaardigheden).
De Mini-Mental State Examinition is een instrument gebruikt voor het screenen van cognitieve beperkingen bij ouderen. De test evalueert de cognitieve functies: aandacht en oriëntatie, geheugen, registratie, herinnering, berekening, taal en praxis. Een lage score op de MMSE komt overeen met een laag cognitief niveau.
De eerste verschijnselen van dementie verschillen per persoon en per ziekte. Het valt op dat iemand terugkerende geheugenklachten, gedragsproblemen en veranderingen in karakter heeft. Iemand heeft bijvoorbeeld moeite om te onthouden welke dag het is, of wordt sneller boos.
Stress en dementie
Stress verhoogt de productie van stresshormonen, beschadigt de hippocampus, beïnvloedt leer- en geheugenprocessen en verlaagt de afweer. Al deze factoren zijn al eens in verband gebracht met dementie. Stresshormonen kunnen nog jaren na traumatische ervaringen in het bloed worden gevonden.
Indeling fases van dementie
Een andere veel gebruikte indeling is de omschrijving van de vier fases van ik-beleving bij dementie; de bedreigde ik of cognitieve fase; de verdwaalde ik of emotionele fase; de verborgen ik of psychomotore fase; de verzonken ik of zintuiglijke ervaring.
MMSE test geeft géén diagnose
Hoe hoger je naaste scoort, hoe beter de cognitieve vaardigheden zijn. Leeftijd en opleidingsniveau spelen een rol in de score. De arts zal hier rekening mee houden bij de uitslag. De uitslag van de MMSE geeft géén diagnose dementie, daarvoor is de test te globaal.
Bij beginnende dementie kost het steeds meer energie om je met je gedachten ergens op te focussen. Het wordt lastig om een gesprek te volgen, beslissingen te nemen, een kleine rekensom of een goede planning te maken. Een verhaal vertellen is soms moeilijk als je niet op namen of woorden kunt komen.
Mensen met deze stoornis kunnen problemen hebben met het geheugen, moeite hebben met het verwerken van informatie of met een andere hersenfunctie. Dit wordt ook wel ook wel 'Mild Cognitive Impairment' (MCI) genoemd.
Symptomen van geheugenverlies
Naast het verlies van je geheugen, kun je geheugenverlies ook herkennen aan andere symptomen: Desoriëntatie/verwarring. Ongecoördineerde bewegingen (bijvoorbeeld meerdere malen tegen een tafel aanstoten). Valse herinneringen.
Mensen met dementie leven gemiddeld 8 jaar met de ziekte. De diagnose wordt gemiddeld na zo'n 14 maanden gesteld. Gedurende het ziekteproces neemt zowel het aantal klachten als de ernst van de klachten toe.
Wat is het verschil tussen alzheimer en dementie? In het kort gezegd; dementie is een verzamelnaam voor meer dan 50 verschillende ziektes. De ziekte van Alzheimer is één van de vormen van dementie. Van alle vormen van dementie komt alzheimer het meeste voor.
Alzheimer is meestal makkelijker uit te sluiten door de alzheimereiwitten amyloid en tau te onderzoeken met een MRI- of PET-scan. Voor FTD zijn er nog geen testen die absolute zekerheid geven. Maar in combinatie met MRI en neuropsychologisch onderzoek is de diagnose met biomarkers makkelijker en sneller te stellen.
Als er onvoldoende duidelijkheid is over de aan- of afwezigheid van cognitieve stoornissen, verdient het aanbeveling de MMSE-score te volgen in de tijd, bijvoorbeeld één keer per jaar. Het is weinig zinvol dit vaker te doen, omdat de ruis groot is en er ook een leereffect bestaat.
Wisselingen in stemming of juist onverschilligheid. Overzicht verliezen in drukke situaties zoals op het werk (bij complexe situaties) of in het huishouden. Gedragsveranderingen zoals minder remmingen en/of initiatiefverlies (apathie). Vermindering van de woordenschat en problemen om woorden te vinden.
Nachtrust mensen met dementie verbeteren
Ze functioneren minder goed en het kan zorgen voor eiwitopstapeling en daardoor verdere achteruitgang. Mensen met dementie worden overdag vaak minder actief en vallen dan soms zelfs in slaap. Door die 'middagdutjes' zijn ze 's avonds niet moe genoeg om goed te kunnen slapen.
Mensen die bezig zijn met gezonde voeding, letten vaak ook op andere dingen. Zoals voldoende bewegen en niet roken. En dat heeft allemaal weer invloed op gewicht, hoge bloeddruk en de kans op suikerziekte. Allemaal risicofactoren voor dementie.
Vasculaire dementie
De ziekte wordt veroorzaakt door een storing van de doorbloeding van de hersenen. In de bloedvaten in de hersenen treedt aderverkalking op, waardoor er bloedingen of infarcten ontstaan. Het achterliggende hersenweefsel krijgt hierdoor geen bloed meer en sterft af.
Dementie en parkinson
35 tot 55 procent van de mensen met de ziekte van Parkinson krijgt dementie. In de meeste gevallen gaat de persoon trager denken en spreken. Hij krijgt problemen met het ophalen van informatie. Ook het vermogen tot abstract denken neemt af.
Er zijn veel verschillende vormen van dementie, met elk een andere levensverwachting. Gemiddeld is de verwachting tussen de één en de twintig jaar na de diagnose. Voor de ziekte van Alzheimer is de gemiddelde levensverwachting acht tot tien jaar.
Bij dementie gaan steeds meer zenuwcellen in de hersenen en/of verbindingen tussen deze zenuwcellen kapot. Hierdoor kunnen de hersenen niet goed meer functioneren. Bij sommige mensen met dementie kan de achteruitgang heel snel verlopen, terwijl anderen nog jarenlang een relatief gewoon leven kunnen leiden.
Bij vasculaire dementie kan het verloop geleidelijk of juist plotseling gaan. Personen met vasculaire dementie kunnen plotseling achteruitgaan door een beroerte of een reeks kleine beroertes (TIA's). Zolang er zich geen nieuwe beroertes voordoen, kan iemand daarna weer een tijd stabiel blijven.