Jambe. In een jambe hoor je eerst een onbeklemtoonde lettergreep of woord en daarna een beklemtoonde lettergreep of woord. Een voorbeeld: Een goed | gedicht | is me | trisch door| gelicht.
Term uit de prosodie voor een versvoet bestaande uit een daling, gevolgd door een heffing, zoals in het woord 'vĕrbānd' (met het woordaccent op de tweede syllabe). In de Nederlandstalige metrische (metrum) poëzie komt de jambe veel voor. Waarschijnlijk is deze versvoet de meest gebruikte.
Een metrum is niets anders dan: een regelmatige afwisseling van beklemtoonde en onbeklemtoonde lettergrepen, die in het hele gedicht is volgehouden. Je ziet hier een vaste afwisseling: zwak - sterk - zwak - sterk - zwak - sterk, enz. Dit metrum wordt een jambe genoemd.
Een trochee is net als een jambe een versvoet. Hij bestaat uit twee lettergrepen, eerst een beklemtoonde en dan een onbeklemtoonde. De klemtoon in een trochee valt dus zo: DA-dum. Zet er vier achter elkaar en je krijgt: DA-dum DA-dum DA-dum DA-dum – en dat heet dan een “trocheïsche tetrameter”.
Een metrum wordt vaak omschreven als een serie versvoeten. (Voorbeelden van versvoeten zijn de jambe, de trochee en de dactylus.) Zet je op een richtregel bijvoorbeeld zes jamben achter elkaar, dat heet het metrum: “jambische hexameter”.
Een sonnet is een rijmend gedicht van 14 regels. In een sonnet zit meestal een wending. Deze wending zit vaak net over de helft of tegen het einde van het sonnet.
Hoe weet je waar de klemtoon van een woord ligt? Duidelijke regels zijn er dus niet. Maar als je wilt weten waar de klemtoon van een woord ligt moet je proberen de nadruk in een woord steeds op een andere plek te leggen. Vaak hoor je dan wel of het goed klinkt of niet.
Etym: Versmaat ontleend aan de Franse Roman d'Alexandre (12de eeuw). Term uit de prosodie voor een zesvoetige jambe, veelal met een diaeresis-1 (pauze, syntactische grens) na de derde versvoet, waardoor de regel in twee gelijke helften (hemistichomythie) wordt gesneden.
Dit is rijm dat erg voor de hand ligt (zoals men op de kermis rijmt), zoals: "hart" en "smart". Goede voorbeelden hiervan zijn sinterklaasgedichten.
De alexandrijn, die zijn naam dankt aan de 12de-eeuwse Roman d'Alexandre, is in het Nederlands een zesvoetige jambe, in het Frans (dat geen versvoeten kent) een twaalflettergrepige versregel met twee vaste heffingen (de 6e en de 12e lettergreep) en twee vrije – volgens de klassieke regels althans, want sinds Hugo en ...
Trochee = Een trochee (mv. trocheeën) of troch(a)eus (mv. troch(a)ei) (Oudgrieks: τροχαῖος (trochaío), loper) is een combinatie van een beklemtoonde en daarna een onbeklemtoonde lettergreep.
Als een dichter tijdens het gedicht een opschrikkingseffect wil hebben, kan hij het metrum compleet opbreken. Dit noemen we antimetrie . Soms komt de dichter niet lekker uit met het aantal lettergrepen, waardoor het metrum niet goed is. Om dat te voorkomen, kan de dichter lettergrepen smokkelen met elisie .
Een alexandrijn is een versregel die bestaat uit zes opeenvolgende jamben. Hij klinkt dus zo: da-DUM da-DUM da-DUM | da-DUM da-DUM da-DUM. Meestal valt na de eerste drie jamben een korte pauze, die ook wel een cesuur genoemd wordt.
De wending in het gedicht, de volta of chute, valt meestal maar lang niet altijd meteen na het octaaf, zodat octaaf en sextet tegen elkaar afgezet worden. De volta is een inhoudelijke verandering die in een bepaalde relatie tot het voorafgaande, meestal dus het octaaf, staat.
Synoniem voor spondeus. Spondeus = versvoet van twee lange betoonde lettergrepen.
Pentameter: een versregel bestaande uit vijf versvoeten.
Een pentameter of vijfvoeter is een versregel die bestaat uit vijf versvoeten. De versvoet kan een jambe zijn bij een jambische pentameter, of een dactylus bij een dactylische pentameter.
Assonantie houdt in dat de alleen de klinkers rijmen, bijvoorbeeld: 'Raam en staan' en 'Wil en stil'. Alliteraties vind je niet alleen in literatuur maar ook veel in het dagelijks leven.
Een jambe is een versvoet die bestaat uit een onbeklemtoonde en dan een beklemtoonde lettergreep (da-DUM). Een jambische hexameter bestaat dus uit zes jamben achter elkaar: De vader gaf zijn zoon een blauwe voetbalschoen.
nadruk waarmee een woord of een woorddeel* wordt uitgesproken. Bij meerlettergrepige woorden krijgt één lettergreep de hoofdklemtoon. Bijvoorbeeld: in het woord ondoorgrondelijk zijn deze lettergrepen onbeklemtoond: on-door-gron- de- lijk.
De hoofdklemtoon ligt in Nederlandse woorden achteraan: in de meeste gevallen op de voorlaatste, in alle andere gevallen op de laatste of de voorvoorlaatste syllabe. Bijklemtoon is het duidelijkst op de eerste syllabe.
' Het nadrukteken is altijd een streepje van linksonder naar rechtsboven. Om een woord of lettergreep te benadrukken, gebruik je het nadrukteken of klemtoonteken ( ´ ). Dat teken ziet er net zo uit als het accent aigu, het accent dat bijvoorbeeld op café staat.
Enjambement is het doorlopen van een zin over twee (of eventueel meer) versregels. De mogelijke redenen om dit te doen zijn onder andere: Het creëren van ongebruikelijk rijm.
Een limerick is een dichtvorm van vijf regels met een vrij strak metrum: twee regels met drie amfibrachen (∪—∪ ∪—∪ ∪—∪), twee regels met een amfibrachys en een jambe (∪—∪ ∪—) en afgesloten door weer een regel met drie amfibrachen. Het rijmschema is a a b b a.