Het belangrijkste wat over het onderwerp wordt geschreven is de hoofdgedachte van de tekst. De hoofdgedachte geeft antwoord op de vraag: 'Wat is het onderwerp en wat wordt er over het onderwerp gezegd?'. Vaak kan de hoofdgedachte in één zin worden weergeven.
Het is belangrijk dat je weet wat het onderwerp is en hoe je die uit een tekst kunt halen. De hoofdgedachte borduurt namelijk voort op het onderwerp. De hoofdgedachte is een heel korte samenvatting in een zin. Met andere woorden: de hoofdgedachte is het onderwerp + dat wat daarover verteld wordt.
Het is waar de tekst over gaat. Als er naar het onderwerp wordt gevraagd moet je nooit antwoord geven in de vorm van een zin. De hoofdgedachte van een tekst is het belangrijkste wat de schrijver zegt in één zin. Als er naar de hoofdgedachte wordt gevraagd geef je dus altijd wel antwoord in een volledige zin.
De hoofdgedachte geeft meestal in één of twee zinnen kort weer waar de tekst over gaat. Wat is de hoofdgedachte van de volgende tekst? Het was een mooie vakantie.Met de auto zijn we naar een huisje in Spanje gereden.
- je vindt de hoofdgedachte van een tekst door de vraag te stellen: Wat is het belangrijkste wat in de tekst over het onderwerp wordt gezegd?
. Een tekst is verdeeld in alinea's. De zin die het belangrijkste (de hoofdgedachte) van een alinea weergeeft, noem je de kernzin.
Lees van elka alinea de eerste zin, zodat je weet waar elke alinea over gaat.Als een alinea over een nieuwe kant van het onderwerp gaat, heb je een nieuw deelonderwerp gevonden.
Als je op zoek bent naar de hoofdgedachte van een tekst, zoek je naar de belangrijkste informatie die de schrijver over het onderwerp geeft. Als je dat in één of twee zinnen navertelt, heb je de hoofdgedachte te pakken!
Meestal staat de hoofdgedachte in de inleiding of in het slot van de tekst. De hoofdgedachte is nooit een vraag. Let op, want er is wel een duidelijk verschil tussen het onderwerp en de hoofdgedachte.
De hoofdgedachte staat MEESTAL in de inleiding of het slot (dus niet altijd!) Je vindt de hoofdgedachte door de tekst precies te lezen (je leest de tekst goed van de eerste zin tot en met de laatste zin).
Het kan verschillen per tekstsoort, maar de hoofdgedachte vind je vaak al vrij snel. Na enkele alinea's weet je vaak al waar de schrijver van een tekst op aanstuurt of waar de schrijver naar toe wil. Bij nieuwsberichten en artikelen in de krant zit de hoofdgedachte vaak al in de inleiding verstopt.
Beschouwing (Opiniërend)
De hoofdgedachte van een beschouwing is een open vraag. De schrijver vraagt zich iets af en komt al schrijvend / denkend wel of niet tot een mening.
Het laatste deel van een tekst wordt het slot genoemd. Het slot herhaalt meestal het belangrijkste uit de tekst. Door het slot wordt het verhaal mooi rond. Let op: bij nieuwsberichten is er vaak geen slot.
De kernzin van een alinea is de zin die de hoofdgedachte van de alinea bevat. Vaak is de eerste zin van de alinea de kernzin, maar ook de tweede zin of de laatste zin van de alinea kan kernzin zijn.Een enkele keer staat de kernzin in het midden van de alinea.
Het onderwerp vertelt in één of enkele woorden waar de tekst over gaat. De hoofdgedachte vertelt kort waar de tekst over gaat, meestal in één of twee zinnen.
De hoofdgedachte is een mening: overtuigen en/of activeren. Er zijn twee soorten titels: Een informerende titel geeft aan waarover een tekst gaat. Een motiverende titel maakt de lezer nieuwsgierig naar de tekst.
Waarom is begrijpend lezen zo belangrijk? Begrijpend lezen vormt de basis om goed te kunnen leren. Om teksten en sommen te snappen, moet je immers goed kunnen begrijpen wat er in een tekst staat of wat er van je wordt gevraagd.
Het deelonderwerp (van een alinea) kun je vinden door jezelf de vraag te stellen waar de hele alinea over gaat. Het antwoord is dan het deelonderwerp. Dit noteer je altijd in één of een paar woorden, dus niet in een zin.
Sleutelwoorden zijn de belangrijkste woorden uit een zin of tekst. Ze hebben altijd te maken met het onderwerp van de tekst.
Bijna alle zinnen bevatten een onderwerp. Dit zinsdeel geeft aan wie of wat iets doet. Het onderwerp hangt altijd samen met de persoonsvorm. In de zin 'Piet eet een appel' is 'Piet' het onderwerp.
De kernzin bevat de belangrijkste informatie, de kern van wat je wilt zeggen in die alinea. Het beste kun je de kernzin als eerste, tweede of laatste zin opnemen.
Een goede tekst bestaat uit drie delen: een inleiding. een middenstuk (kern) een slot.
Het verschil tussen een deelonderwerp en een tussenkopje is dat een deelonderwerp een deel van het onderwerp is, en een tussenkopje geeft aan waar een alinea over gaat. Inleiding, middenstuk en slot Een inleiding is het begin van de tekst waarin wordt gezegd waar de tekst over gaat.