Het aantal tellen in de maat. Een vierkwartsmaat heeft vier tellen in de maat: de meeste popmuziek heeft vierkwartsmaten. Een driekwartsmaat heeft dus drie tellen in de maat: een wals (123, 123) is een typisch voorbeeld.
In een nummer dat in vierkwartsmaat staat, zijn er 4 tellen in elke maat. Hopelijk herinner je je dat elke tel overeenkomt met een kwart noot (meestal, in ieder geval wel in vierkwartsmaat). In elke maat passen dus 4 kwart noten, vandaar dat de naam van deze maatsoort “vierkwartsmaat” is.
Andere voorbeelden zijn: 2/2: er wordt geteld in halve noten en er passen twee halve noten in een maat. 4/4: er wordt geteld in kwartnoten en er passen vier kwartnoten in een maat. 6/8: er wordt geteld in achtste noten en er passen zes achtste noten in een maat.
Leer de betekenis begrijpen van elk cijfer van de maatsoort.
Bij een tweekwartsmaat (2/4) zitten er 2 tellen in een maat, maar je telt nog steeds een kwartnoot per tel. Dus in plaats van 1-2-3-4 te tellen, tel je bij deze maatsoort in hetzelfde tempo 1-2, 1-2.
Als voorbeeld van een maatsoort kijken we naar 2/4, spreek uit: twee-vierde maatsoort. Het cijfer 2 betekent dat hier elke maat twee tellen heeft, en het cijfer 4 betekent dat elke kwartnoot één tel zal duren.
3/4-maat, driekwartsmaat:
Het bovenste getal: de 3 betekent dat de maat voorbij is na drie kwartnoten. Je telt EEN twee drie, EEN twee drie, … 4/4-maat, vierkwartsmaat (soms wordt een C-teken gebruikt ipv 4/4):
Een halve noot duurt in een 4/4 maat 2 tellen (volgens het onderste cijfer). Staat er een punt achter, dan komt de helft erbij. De helft van 2 is 1, dus duurt hij in totaal 3 tellen.
Schrijf het aantal tellen dat elke noot krijgt boven de maat, en tel ze dan bij elkaar op voor de maat. Bijvoorbeeld: als je een kwart noot hebt, een halve noot en een kwart rust, dan heb je vier tellen omdat de kwart noot een tel is, de halve noot twee tellen en de kwart rust een tel.
We gebruiken de eerste 7 letters van het alfabet om de muzieknoten een naam te geven: A, B, C, D, E, F en G. Als je die op een piano speelt, gebruik je de witte toetsen, en die noemen we de stamtonen. In het rijtje A B C D E F G klinkt A het laagst, en G het hoogst.
Tweedelig wil zeggen dat een maatsoort twee tellen heeft (of een veelvoud daarvan), terwijl driedelig gebaseerd is op drie tellen. Een driekwartsmaat is dus een voorbeeld van een enkelvoudige driedelige maatsoort, terwijl een vierkwartsmaat een samengestelde tweedelige maatsoort is.
De muziek waarop een Engelse wals wordt gedanst heeft een driekwartsmaat en standaard tussen de 28 en 30 maten per minuut. Kenmerkend bij het dansen is het romantische en langzame karakter en het rijzen op tel twee tot een “hoogtepunt” op tel drie waarop alweer de daling ingezet wordt.
6/8-maat, zesachtstemaat:
Het bovenste getal: de 6 betekent dat de maat voorbij is na zes achtste noten. Je telt EEN twee drie *vier* vijf zes.
Bij jazz en veel popmuziek tel je er vier; een twee drie vier, een twee drie vier… ofwel een 4/4 maat. De maat is de regelmatige indeling van de tijdsruimte in een muziekstuk, op grond van het accent. In een muziekstuk wordt de maat aangegeven met een noot.
Bij de regelmatige twaalf achtsten maat komen er telkens 12 tellen in iedere maat. De achtste noot is teleenheid. De accenten worden weergegeven door het ">" tekentje. Deze twaalf achtsten maat is samengesteld en bestaat uit 4 groepjes van 3.
Als we van de achtste noot weer twee keer zo klein gaan, krijgen we een zestiende noot die maar een kwart tel lang is (er passen vier van deze noten in één tel). De zestiende noot heeft twee vlaggetjes aan de stok.
De C-sleutel is een teken aan het begin van de notenbalk dat de toonhoogte van de genoteerde noten bepaalt. De noot op de lijn die door het midden van de sleutel loopt is de toon c.
Hoe noteer je een ritme? In muziek wordt ritme genoteerd door noten met een verschillende lengte er anders uit te laten zien. In een vierkwartsmaat duurt een open bolletje vier tellen ('hele noot'), een open bolletje met een stok twee tellen ('halve noot') en een gesloten bolletje met een stok één tel ('kwartnoot').
Merk op: we tellen de kwartnoten, er is immers een 4/4 maat, dus vier kwartnoten per maat. Anders gezegd: de kwartnoot is hier de teleenheid. De onderste hele noot duurt dus vier tellen/pulsen (vier kwarten), de bovenste achtste noten duren elk een halve tel/puls (een halve kwartnoot).
Iemand die al over een beetje kennis van de piano en muzikaliteit beschikt, kan in vier maanden piano leren spelen. Een beginner kan hetzelfde in zes maanden doen. In deze vier of zes maanden ontdekt de beginnend muzikant alleen de basis van het instrument.
Om de G-sleutel te tekenen begin je onderaan de notenbalk en eindig je met een krul op de 2e lijn van de notenbalk. Op deze plaats is de “G” noot gelegen. Nu weten we welke toon hoort bij de noot op die tweede lijn van de notenbalk.
Een halve rust ziet er hetzelfde uit als een hele rust, een kort streepje, maar een halve rust ligt op de derde lijn van de notenbalk.
Een 6/8-maat daarentegen is een even maatsoort, samengesteld uit twee drietelsmaten, dus met hoofdaccent op de eerste achtste tel en een nevenaccent op de vierde tel. Een 2/4-maat met twee triolen is ritmisch geheel gelijk aan een 6/8, zodat men een 6/8-maat, zeker bij hoge tempi, in tweeën telt.
Opmaat = een onvolledige maat aan het begin van een muziekstuk. Neermaat = de laatste maat van een muziekstuk dat begonnen is met een opmaat.