Honden, die elke keer een belletje horen op het moment dat ze eten krijgen, leggen onbedoeld een associatie tussen dat geluid en eten. Ze gaan dan al speeksel aanmaken op het moment dat ze het belletje horen. Het kwijlen na het horen van een bel is een voorbeeld van een pavlovreactie.
*Pavlov (1849-1936), Russisch fysioloog, grondlegger van het behaviorisme.
Met een Pavlovreactie wordt een aangeleerde, onbewuste reactie bedoeld. We danken dit begrip aan de Russische fysioloog en Nobelprijswinnaar Ivan Pavlov (1849-1936) die een beroemd experiment met honden uitvoerde.
Blackjack speel je met één of meer volledige decks kaarten (een deck telt 52 kaarten). In Holland Casino wordt er gespeeld met zes decks.
In 1956 schreef Dodie Smith het boek 101 Dalmatiërs. Walt Disney maakte er in 1961 een tekenfilm van, die door kenners een van de mooiste van Walt Disney wordt genoemd. Het verhaal is reuze spannend. Cruella de Vil wil prachtige bontjassen maken van de vachten van Dalmatische honden.
Bij klassieke conditionering worden verbanden aangeleerd tussen gedrag en prikkels die daaraan voorafgaan. Operant conditioneren is het leren van verbanden tussen gedrag en de resultaten die daarop volgen. Bij deze leervorm wordt bepaald bewust gedrag bekrachtigd of juist bestraft.
Volgens het behaviorisme wordt ons gedrag door de omgeving bepaald. Het gedrag is aangeleerd door de omgeving. Behavioristen kijken alleen naar het waarneembare gedrag. Conditionering is het leren door belonen, straffen of negeren.
Een echte behaviorist denkt niet in termen van competenties: het gaat hem om de observeerbare gedragingen alleen. Een cognitivist is minder geïnteresseerd in gedrag op zich, omdat het hem gaat om de verklaring van gedrag in termen van cognitieve processen en cognitieve structuren.
Het cognitivisme beschrijft hoe mensen kennis verwerven, ordenen en gebruiken in hun gedrag. Er wordt bij het cognitivisme vooral gekeken naar het waarnemen en verwerken van informatie. Ook geeft het cognitivisme inzicht in de verwerkingsprocessen die in de hersenen van mensen plaatsvinden.
Kinderen huilen niet als ze voor het eerst een dokter met een injectienaald zien, of een tandarts met een boor. Maar de keer daarna zullen ze al huilen als ze of de dokter/tandarts of de naald/boor zien. Dit is een voorbeeld van klassieke conditionering.
Een voorbeeld van operante conditionering
Lacht iedereen hard na het vertellen van een goed verhaal, dan is de kans groot dat hetzelfde verhaal later nog een keer verteld wordt. Een ander voorbeeld van operante conditionering wordt vaak teruggezien bij het stellen van vragen in een klaslokaal of op de werkvloer.
Bij operante conditionering wordt de kans op een bepaald gedrag in een bepaalde context vergroot door de daaropvolgend bekrachtigende gebeurtenis of prikkel. Dit gedrag is in tegenstelling tot reflexmatige reacties die door een stimulus worden uitgelokt, spontaan van aard. Dit gedrag wordt ook wel operant genoemd.
In de psychologie worden twee vormen van conditionering onderscheiden, namelijk klassiek conditioneren en operant conditioneren.
Bij klassieke conditionering hoeft een hond zelf niet iets te doen, het gaat als het ware vanzelf. Het betreft een onvrijwillige reflex, iets wat 'automatisch' gebeurt. Met deze vorm van conditionering kun je emoties en daardoor ook gedrag beïnvloeden d.m.v. het leggen van associaties.
Bekrachtigen = aanmoedigen, belonen, versterken. Je wil bepaald gedrag aanmoedigen, en dus voeg je iets toe (+, toevoegen, positief). Bijvoorbeeld: je wil aanmoedigen dat je paard stil blijft staan, en als hij dat doet, geef je hem een wortel.
Conditionering ontstaat door alle verschillende indrukken, ervaringen en informatie die je als mens gedurende jouw leven meekrijgt. Jouw hersenen slaan de dingen die jij ervaart en waarneemt op, om hier vervolgens in de toekomst een waarschijnlijk gevolg aan te kunnen koppelen.
[psychologie en sociologie] Term uit de behavioristische leerpsychologie voor de leerprocessen, oorspronkelijk gebaseerd op lichamelijke reacties, vaak reflexen, op bepaalde prikkels. Als die prikkels worden gekoppeld aan een prikkel die aanvankelijk de reactie niet oproept, zal die na enige tijd toch optreden.
De cognitieve psychologie is de tak van de psychologie die zich met cognitie bezighoudt, dus met alle psychische processen die te maken hebben met zaken als begrip, kennis, herinneringen en geheugen, probleemoplossen en informatieverwerking. Het is een van de cognitiewetenschappen.
Het thema Non-cognitieve vaardigheden richt zich op vaardigheden die nodig zijn om kennis in de praktijk te brengen. Voorbeelden van non-cognitieve vaardigheden zijn: een planning maken. voor- en tegenargumenten over een stelling opzoeken.
Er zijn in de onderwijswereld drie leertheorieën die vaak met elkaar in oorlog lijken te zijn: cognitivisme, constructivisme en behaviorisme. Echter, in alle drie de stromingen zitten belangrijke elementen om onderwijs leerzaam en aantrekkelijk te maken en te houden.
Cognitieve functies of vaardigheden zijn onder meer geheugen, intelligentie, taal en concentratie. Dankzij die functies bent u in staat om informatie en kennis op te nemen en te verwerken.