1/3 : 2 is dus 1/6.
Visuele uitleg van de begrippen een derde en een kwart.
Je verdeelt één pannekoek onder drie kinderen. Elk kind krijgt dan een derde pannekoek want één gedeeld door drie is gelijk aan een derde; 1 : 3 = 1/3.
Als je de helft van een getal wil uitrekenen, deel je dit getal door twee.
Delen door 1/2 betekent vragen "Hoe vaak past 1/2 in je getal?". Dat is 2x het getal. Met andere breuken werkt het net zo. Delen door 2/3 is hetzelfde als vermenigvuldigen met 3/2.
Wanneer iets 1/3 deel is van iets anders, kan je de breuk omzetten naar een kommagetal: 1/3 = 0,33... Dit wil dan zeggen dat het ongeveer 33 % zal zijn. (Het kommagetal x 100, dus.) Dit is logisch, aangezien een 'geheel' steeds 100 % is. 1/3 daarvan is 33,33...
2 kinderen van de familie Jansen zijn er 2 van Jansen, dus 2 stukken van 1/4 is 2/4. Dus: 1 = teller (hoeveel stukken zijn er?)
De breuk 2⁄5 is dus gelijk aan 40%, het percentage dat bij de strook uit het voorbeeld hoort.
Als iets op schaal getekend is, geeft de schaal de verhouding aan tussen de tekening en de werkelijkheid. Bij een schaal van 1:100 is een centimeter op de kaart 100 cm in werkelijkheid. Maar ook is bij een schaal van 1:100 een millimeter op de kaart 100 mm in werkelijkheid.
Een hele is verdeeld in acht gelijke stukken, oftewel: 1 : 8 =. Daar hoort het kommagetal 0,125 en het percentage 12,5% bij. Handig om deze gegevens bij elkaar op een overzichtskaart te hebben!
Om het getal 10 te halveren, wordt dit getal in twee gelijke delen gesplitst, namelijk in 5 en 5. Als je een getal halveert, dan deel je het door 2. 10 : 2 = 5. De helft van 10 is dus 5.
In ons voorbeeld is dit 8 (de helft van 16). In our example, half of 16 is 8.
Wat is de helft van 11? Als je deze vraag stelt krijg je meestal 1 antwoord. Namelijk 5,5.
Je kunt alle getallen door elkaar delen. In sommige gevallen is de uitkomst een geheel getal, en in andere gevallen zul je een rest of breuk overhouden. De uitkomst van 14 / 7 is 2 (een geheel getal), maar als je 17 deelt door 7 houdt je een breuk over, namelijk 17 / 7 = 2 3/7.
Driekwart is een breukgetal en de benaming voor ¾. Driekwart is een term waarmee iets wordt aangeduid als er een kwart van ontbreekt, anders gezegd: drie maal een kwart of drie gedeeld door vier. Driekwart wordt als één woord, dus als één begrip gezien.
Deze schaal houdt in dat het schaalmodel 10 keer verkleind is. Schaal 2:1 zou betekenen dat het schaalmodel twee maal vergroot is.
Bij vergrotingen of verkleiningen staat vaak een schaal weergegeven. Een schaal geeft aan wat de afmetingen van het beeld zijn ten opzichte van het origineel. Een schaal van 1 : 5 betekent dat de afmetingen van het origineel 5x zo groot zijn als het beeld.
Door de schaal van de kaart te delen door 100 000, krijg je de afstand in kilometers. Eén kilometer is namelijk 100 000 keer groter dan één centimeter. Je 'streept' vijf nullen weg. Bijvoorbeeld bij een schaal van 1 : 2 000 000 is 1 cm op de kaart gelijk aan 20 km in het echt.
Een tiende deel, 1/10, is 10%, en 3/10 is dus 30%. We zien dat we niet meer met breuken, maar met percentages als 50, 25, 10, dus gehele getallen werken.
Daarom heet 0:0 een onbepaaldheid, je kan het niet berekenen, enkel benaderen, maar zelfs dan hangt het resultaat af van de situatie, en kan dat resultaat om het even wat zijn. Kort gezegd: 0:0 bestaat niet.
6/8-maat, zesachtstemaat:
Het bovenste getal: de 6 betekent dat de maat voorbij is na zes achtste noten. Je telt EEN twee drie *vier* vijf zes.
Wanneer je het dubbele van iets wil bepalen, kun je het getal vermenigvuldigen met twee. Je kunt het dubbele ook uitrekenen door hetzelfde getal nog eens bij het getal op te tellen.
88 kan niet direct door 12 worden gedeeld, maar 84 wel. 84 : 12 = 7, want 7 x 12 = 84. Iedere groep krijgt dus in elk geval 7 boeken. 84 boeken zijn al gedeeld door 12 (zie stap 1).