'Leven is een open fysico-chemisch systeem dat door middel van uitwisseling van energie en materie met de omgeving en door een inwendig metabolisme in staat is om zich in stand te houden, te groeien, zich voort te planten en zich aan te passen aan veranderingen in de omgeving, zowel op korte (fysiologische en ...
De moderne biologie definieert leven voornamelijk door de verrichtingen die een levend wezen vertoont, te karakteriseren: handhaving van het inwendig milieu, stof- en energiewisseling met de omgeving, groei en ontwikkeling, aanpassing aan de omgeving, reactie op stimuli en evolutie.
Vervoegingen: heeft zich ingeleefd (volt. deelw.) je voorstellen hoe het is om iemand anders te zijn of om in een andere situatie te zijn Voorbeel...
Bacteriën, schimmels, planten en dieren. De levende wezens op aarde zijn verdeeld over vier rijken: bacteriën, schimmels, planten en dieren.
Op de middelbare school leren we bij biologie dat levende wezens zich onderscheiden van de levenloze natuur doordat ze voldoen aan zeven kenmerken: ademen, voeden, uitscheiden, bewegen, groeien, waarnemen en voortplanten.
De belangrijkste wetenschappelijke theorie over het ontstaan van leven is abiogenese. Deze theorie gaat ervan uit dat de bouwblokjes van eiwitten, aminozuren, spontaan zijn ontstaan uit de gassen die in de atmosfeer van de jonge aarde aanwezig waren in combinatie met het water, de bodem en de hoge temperatuur.
leven * [niet dood zijn] {oudnederlands libbon 901-1000, middelnederlands leven} oudsaksisch leƀon, oudengels libban, oudhoogduits leben, oudnoors lifa, gotisch liban ( vgl. blijven).
Empathie is het vermogen van iemand om zich in de gedachten- en belevingswereld van anderen te kunnen inleven. Iemand die over veel empathie beschikt wordt empatisch genoemd. Hij of zij is invoelend en begrijpend en kan zich verplaatsen in de situatie van de ander.
Ieder organisme kan ademhalen, zich voortplanten, bewegen, stoffen veranderen in andere stoffen, stoffen uitscheiden, groeien en reageren op prikkels.
De verschijnselen waaraan je ziet dat iets of iemand nog leeft. Er zijn zeven levensverschijnselen: ademhalen, voeden, uitscheiden, bewegen, groeien, voortplanten en waarnemen.
Als iets leeft dan vertoont het de levensverschijnselen. Het kan dan bijvoorbeeld eten of bewegen. Als iets dood heeft het geleefd. Het leven van het organisme is voorbij.
Als het leven een doel heeft dan is dit doel door iets of iemand gesteld. Dat betekent dus dat er een eenheid is (noem het God, natuur, het universum) die bepaalde wensen heeft en graag een bepaalde uitkomst ziet. Want als de uitkomst je niets kan schelen, hoef je ook geen doel te stellen. Niet alleen dat.
“Wat is de zin van het leven?” eindigt als vraag vaak met antwoord “gelukkig leven”. Aristoteles zei het, meer dan 2000 jaar geleden: “Geluk is de zin en het doel van het leven, het gehele streven en einde van het menselijk bestaan.”
Als mens willen we voelen dat ons leven ertoe doet. Vooral op momenten dat het leven geen steek lijkt te houden, is het gevoel dat jouw leven iets betekent een houvast. Betekenis zien in je leven is dus belangrijk voor je geluk, maar ook voor je veerkracht: zeker in moeilijke tijden gaan mensen op zoek naar betekenis.
Het leven verkeert lange tijd in een heel primitief stadium.
De aarde is zo'n 4,5 miljard jaar geleden ontstaan, tegelijkertijd met de zon en de rest van het zonnestelsel. De oudste fossiele aanwijzingen voor het bestaan van leven zijn 3,5 miljard jaar oud.
Wanneer je iemand toewenst dat hij in de gloria leeft, wens je hem dus toe dat hij in de heerlijkheid leeft, met pracht en praal. Een soort 'en ze leefden nog lang en gelukkig', maar dan iets minder sprookjesachtig. En met iets meer pracht en praal. Heerlijkheid, pracht en praal, dus.
Abiogenese of de oorsprong van het leven is het natuurlijke proces waarbij leven is ontstaan uit niet-levende materie, zoals eenvoudige organische verbindingen.
Het eerste bewijs voor leven op aarde komt van 3,5 miljard jaar oude fossielen van oeroude bacteriën. Wetenschappers denken daarom dat het eerste leven een cel was. Die cel zou bijna 4 miljard jaar geleden voor het eerst in onze oceaan hebben gezwommen.
Ongeveer 600 miljoen jaar geleden gingen sommige eencelligen nauw samenwerken en vormden samen een meercellig organisme: het eerste dier. Onderzoekers denken dat het een soort spons was.
1. China 2. Egypte 6000+ jaar geledem.