Overlijden huurder of verhuurder. Uit artikel 7:229 lid 1 BW volgt dat de huurovereenkomst niet wordt beëindigd door het overlijden van de huurder of verhuurder. De erfgenamen van de overleden huurder of verhuurder treden immers als rechtsopvolgers op in de rechten en plichten van de lopende huurovereenkomst.
Volgens art. 1742 van het Burgerlijk Wetboek wordt het huurcontract niet ontbonden door de dood van de verhuurder, noch door de dood van de huurder. Het overlijden van de huurder zal dus geen invloed hebben op het (voort)bestaan van de huurovereenkomst.
De huur eindigt automatisch aan het einde van de tweede kalendermaand na datum van overlijden. Let op: erfgenamen kunnen de huur echter eerder opzeggen, namelijk tegen het einde van de eerste maand na overlijden (art. 7:268 BW).
Als er na het overlijden van de huurder geen bewoners in het huis achterblijven, zijn de erfgenamen verantwoordelijk voor de correcte oplevering aan de verhuurder. Alleen als de erfenis door alle erfgenamen is verworpen, zijn het herstelwerk en de daaraan verbonden kosten voor rekening van de verhuurder.
Als de erfgenamen de huurwaarborg willen vrij krijgen, dan moeten ze na het einde van de huurovereenkomst een aantal documenten naar de bank brengen: Een formulier dat ondertekend is door de verhuurder en de erfgenamen zelf; Een overlijdensattest van de gemeente; Een attest van erfopvolging.
In geval van overlijden van de verhuurder wordt het huurcontract verdergezet met zijn erfgenamen of rechthebbenden. Het overlijden van de verhuurder heeft niet de ontbinding van het huurcontract tot gevolg. Artikel 1742 van het Burgerlijk Wetboek.
Wanneer iemand overlijdt, zijn de erfgenamen verantwoordelijk voor het leeghalen van het huis en de bijkomende kosten. Wanneer er geen sprake is van een testament, staat in de wet beschreven dat alleen de echtgenoot, geregistreerd partner en bloedverwanten erven.
Als de hoofdhuurder overlijdt, dan wordt de medehuurder automatisch hoofdhuurder. Dit geldt zowel voor een achterblijvende echtgenoot als voor een medehuurder in een andere samenlevingsvorm. De huurovereenkomst blijft geldig en de medehuurder wordt hoofdhuurder.
In de meeste gevallen moeten volwassen wezen dan ook 'van rechtswege' binnen twee maanden na het overlijden van hun ouders de woning verlaten. Naar schatting gaat het jaarlijks om enkele tientallen gevallen.
Als je je woning verhuurt aan één persoon en deze komt te overlijden, dan eindigt het huurcontract automatisch aan het eind van de tweede maand na het overlijden. De huur moet in die periode worden betaald door de erfgenamen van de huurder.
Een huurder eruit zetten bij verkoop van een woning is helaas niet mogelijk omdat een huurder huurbescherming heeft. Dit gaat zelfs zo ver dat dit ook geld wanneer er in het huurcontract staat dat de huurder akkoord gaat met beëindiging van de huur als de verhuurder de woning verkoopt.
Als u de erfenis wilt verwerpen, dan legt u een schriftelijke verklaring af bij de rechtbank. Dit kunt u ook met een volmacht via uw notaris regelen. Dan hoeft u niet zelf naar de rechtbank. Voor een verklaring bij de rechtbank betaalt u 132 euro griffierecht (tarief 2021).
Schriftelijk opzeggen
Volgens de wet moet u een huurcontract opzeggen via een aangetekende brief. U krijgt dan bewijs dat de brief is verstuurd en ontvangen. U kunt onze voorbeeldbrief huur opzeggen gebruiken. U hoeft geen reden te noemen voor het opzeggen.
Als u afstand wilt doen van de nalatenschap, dan weigert u de erfenis aan te nemen. U verwerpt de erfenis. Kiest u ervoor om de erfenis te verwerpen, dan bent u verplicht om een verklaring af te leggen bij (de griffie van) de rechtbank. Dit kan schriftelijk of in persoon bij de balie van de rechtbank.
Zo heeft de eigenaar het recht om een opzegvergoeding te vragen, bovenop de 3 maanden opzeg. Tijdens de opzeg blijf je gewoon je huur betalen, zelfs wanneer je al vroeger uit het pand vertrekt. Let wel even op: de opzegtermijn van 3 maanden gaat in vanaf de 1e dag van de volgende maand.
Voorwaarde is dat u minimaal 2 jaar samenwoont met degene voor wie u zorgt. En dat u al lange tijd samen een huishouding heeft, dus bijvoorbeeld samen eet. Vraag bij de verhuurder van de woning of u medehuurder kunt worden.
U mag als meerderjarige inwonende wees (18 t/m 27 jaar) in de huurwoning van uw overleden ouder(s) blijven wonen. Voorwaarde is dat de woning bij de grootte van uw huishouden en inkomen moet passen. Is de woning bijvoorbeeld te groot of te duur? Dan mag u maximaal 2 jaar in uw ouderlijke woning blijven wonen.
Kinderen komen niet in aanmerking voor medehuurderschap, aangezien ze vroeg of laat op zichzelf gaan wonen. Zij hebben daarom geen gemeenschappelijke duurzame huishouding met hun ouders. Alleen in uitzonderlijke situaties kan een inwonend kind medehuurder worden.
Als een dierbare is overleden en er is geen testament waarin de spullen zijn verdeeld, dan moeten de erfgenamen de inboedel verdelen of verkopen.
Voor het ontruimen van een gemiddelde eengezinswoning liggen de kosten rond de €800,- tot €2.000,-. Voor een grote woning met meer dan 3 slaapkamers moet je rekening houden met prijzen tussen de €1.000,- tot €2.500,-. Hoe meer kamers en hoe meer spullen, des te hoger de kosten.
Als het gaat om de spullen in de categorie 'weggeven of verkopen' is er een aantal opties waar je uit kunt kiezen: geef het aan familie of vrienden, doneer het of verkoop het aan bijvoorbeeld een kringloopwinkel. De spullen die je niet meer wilt behouden kan iemand anders misschien wel goed gebruiken.
Wat je wel kan doen is vragen aan de politie of aan een gerechtsdeurwaarder om vast te stellen dat het huis verlaten is. Weet je dat je huurder het pand verliet, stuur hem dan een schriftelijke aanmaning om zijn huurderverplichtingen (bewonen van het huis, betalen van de huur als er al achterstallen zijn, …)
Je moet de verhuurder 'in gebreke' stellen.
Dan moet je naar de vrederechter gaan. De rechter beslist of de huurwaarborg voor jou is of niet. Met de beslissing van de vrederechter ga je naar de bank, die de huurwaarborg dan aan jou zal uitbetalen en de rekening sluiten.