De verplichting tot het leveren van bewijs in een proces.
De hoofdregel van het bewijsrecht is eenvoudig: wie zich beroept op rechtsgevolgen van gestelde feiten of rechten moet die feiten of rechten bewijzen (bewijslast). Lukt dat niet, dan worden de effecten van het bewijsrisico ondervonden: de rechter wijst de vordering af.
Het civielrechtelijk bewijsrecht is het geheel van rechtsregels die ertoe strekken om de rechter in een civiele procedure een redelijke mate van zekerheid te verschaffen omtrent de door partijen gestelde feiten, opdat deze tot de overtuiging komt dat de feiten zijn aangetoond.
Omkering van de bewijslast betekent dat de taak om de feiten in een fiscale procedure aannemelijk te maken omdraait, van de inspecteur naar de belastingplichtige. De verzwaring van de bewijslast, die daarmee gepaard gaat, betekent dat het bewijscriterium 'aannemelijk maken' verandert in 'overtuigend aantonen'.
De bewijskracht is de waarde van een bepaald document om te kunnen dienen als bewijs in een rechtszaak. De rechter bepaalt wat de bewijskracht van een bewijsmiddel is, tenzij er sprake is van dwingend bewijs. In een procedure kan eigenlijk alles als bewijs worden aangevoerd.
Om tot een bewezenverklaring te komen, moet er sprake van voldoende wettig en overtuigend bewijs. De eis dat er voldoende wettig bewijs is, houdt in dat er een minimum aan bewijs aanwezig moet zijn in het dossier om een verdachte te kunnen veroordelen.
Het bewijs moet wettig en overtuigend zijn. Dat betekent dat de veroordeling niet alleen gebaseerd moet zijn op de wettige bewijsmiddelen, maar dat de rechter ook persoonlijk de overtuiging moet hebben dat de verdachte het misdrijf heeft gepleegd. De overtuiging moet worden afgeleid uit de bewijsmiddelen.
Als iemand niet de vereiste aangifte doet en de Inspecteur denkt of weet dat deze onjuist is, dan kan de Inspecteur de bewijslast omkeren. Dit wil zeggen dat de belastingplichtige moet bewijzen dat hij wel de juiste aangifte heeft gedaan en dat de stellingen van de Inspecteur niet juist zijn.
De partij die zich beroept op rechtsgevolgen van door haar gestelde feiten of rechten, draagt de bewijslast van die feiten of rechten, tenzij uit enige bijzondere regel of uit de eisen van redelijkheid en billijkheid een andere verdeling van de bewijslast voortvloeit.
Bewijsrisico betekent dat de partij die de bewijslast heeft, het risico draagt dat de gestelde feiten niet bewezen wor den. En dat geldt ook bij zogenoemde 'non liquet'situaties, wanneer de feiten niet bewezen kunnen worden, terwijl het tegendeel evenmin te bewijzen valt.
Er bestaan vijf soorten van bewijsmiddelen in het (gemeen) burgerlijk recht: het schriftelijk bewijs, het bewijs door getuigen, de vermoedens, de bekentenis van partijen en de eed (artikel 1316 BW).
150 Rv (Wie stelt moet bewijzen) De partij die zich beroept op rechtsgevolgen van door haar gestelde feiten of rechten, draagt de bewijslast van die feiten of rechten, tenzij uit enige bijzondere regel of uit de eisen van redelijkheid en billijkheid een andere verdeling van de bewijslast voortvloeit.
'Het bewijs dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, dient op wettige bewijsmiddelen te steunen. Het bewijs kan slechts worden aangenomen als buiten redelijke twijfel staat dat de verdachte het feit heeft begaan.
“De partij die zich beroept op rechtsgevolgen van door haar gestelde feiten of rechten, draagt de bewijslast van die feiten of rechten, tenzij uit enige bijzondere regel of uit de eisen van redelijkheid en billijkheid een andere verdeling van de bewijslast voortvloeit.”
Wie schadevergoeding eist moet (onder andere) bewijzen dat de schade het gevolg is van de door de wederpartij gemaakte fout. De eigenaar moet dus bewijzen dat het aan de advocaat was te wijten dat hij geen schadevergoeding van de onderhuurder kreeg.
Met bewijs wordt de (on)juistheid van een stelling aangetoond. Bewijs kan ook functioneren als ondersteuning of onderbouwing van een standpunt. Bewijs wordt altijd geleverd door een partij die betrokken is bij de rechtszaak.
Op het moment dat de wederpartij erkent dat er sprake is van een geldleningsovereenkomst, maar stelt dat hij de geldlening al heeft terugbetaald, is er sprake van een zogenaamd bevrijdend verweer. Het verweer (de terugbetaling) bevrijdt hem immers van zijn verplichtingen jegens de eisende partij.
De omkeringsregel houdt in, dat het bestaan van causaal verband tussen een onrechtmatige gedraging of tekortkoming en het ontstaan van de schade wordt aangenomen, tenzij degene die wordt aangesproken bewijst (aannemelijk maakt) dat de bedoelde schade ook zonder die gedraging of tekortkoming zou zijn ontstaan.
In de regel geldt in burgerlijke zaken dat wie iets opwerpt of inroept het bewijs moet leveren. In het Latijn wordt dit uitgedrukt met het adagium actori incumbit probatio.
In zaken waar gedaagde vanwege zijn beroep over bepaalde informatie beschikt waarover eiser niet kan beschikken, rust op gedaagde een verzwaarde stelplicht. Een voorbeeld is een arts die een operatie uitvoert en mogelijk een beroepsfout maakt.
Wanneer een partij ingevolge de wet of een overeenkomst bewijslast draagt, kan zij een negatief feit (bewijzen dat iets niet gebeurde) of het onmogelijke positieve feit bewijzen door de "waarschijnlijkheid" van dat negatief feit aan te tonen, of de waarschijnlijkheid van het onmogelijk te leveren positief bewijs. .
Uitspraak: [an`emələk] 1) waarvan iemand denkt dat het waar is Voorbeeld: `De koper van een huis moet aannemelijk maken dat hij de hypotheek kan betalen. `Synoniem: ... geloofwaardig = waard om geloofd te worden; het geloven waard; aannemelijk; overtuigend; betrouwbaar Vaak in combinatie met een negatie.
Steunbewijs voor een bewezenverklaring van een zedendelict kan al in de kleinste dingen zitten. Het kan ook een beschrijving van de emotie van het slachtoffer zijn, kort na het vooral. In sommige gevallen kan dat voldoende zijn. Evenwel kan die emotie ook door andere redenen worden verklaard.
De bewijsmiddelen in een strafzaak kunnen bestaan uit verklaringen van verdachten, getuigen, deskundigen, waarnemingen van de rechter en schriftelijke bewijzen. In de praktijk zien we met name de volgende bewijzen: Zendmastgegevens; Uw telefoon straalt bij bellen, smsen en internetten een zendmast (in de buurt) aan.