We schrijven erin aan elkaar als de combinatie een voornaamwoordelijk bijwoord is. Dat is het geval als u de combinatie kunt vervangen door het oorspronkelijke voorzetsel en een naamwoord. Na erin kan ook een dat-zin of een beknopte bijzin volgen.
erin bijwoord Uitspraak: [ɛr'ɪn] in (het eerder of later genoemde) Voorbeelden: `een vloerkleed met een grote vlek erin`, `erin blijven geloven dat het weer allemaal goed komt`erin blijven (doodgaan) `Hij verslikte zich ernstig en bleef erin.
We schrijven waarin aan elkaar als de combinatie een voornaamwoordelijk bijwoord is.
We schrijven waarop aan elkaar als de combinatie een voornaamwoordelijk bijwoord is.
Inzitten wordt aan elkaar geschreven als het om het werkwoord gaat met de betekenis 'bezorgd zijn (over)'. Ik wil niet dat mijn ouders over me inzitten. Wij regelen alles, het is dus niet nodig dat jullie erover inzitten.
Juist is: 'Die heeft te veel gegeten. ' Als te veel 'meer dan nodig' betekent, staat er een spatie tussen te en veel. Als het teveel 'het overschot' betekent, is het wél één woord.
We schrijven ervan aan elkaar als de combinatie een voornaamwoordelijk bijwoord is. Dat is het geval als u de combinatie kunt vervangen door het oorspronkelijke voorzetsel en een naamwoord.
Als beide naar personen verwijst en zelfstandig gebruikt wordt, schrijven we beiden. Beide is zelfstandig gebruikt als er geen zelfstandig naamwoord op volgt en beide ook niet aangevuld kan worden met een zelfstandig naamwoord uit dezelfde zin of de zin die onmiddellijk voorafgaat.
We schrijven hierin aan elkaar als de combinatie een voornaamwoordelijk bijwoord is. Dat is het geval als u de combinatie kunt vervangen door het oorspronkelijke voorzetsel en een naamwoord. In andere gevallen schrijven we hier in in twee woorden. Hier kan dan vervangen worden door 'op deze plaats'.
NL: Meisjes waarmee hij sliep. DE: Frauen mit denen er geschlafen hat. NL: Bind haar vast.
Er is een eenvoudige spellingregel die luidt: als het bijwoord er wordt gevolgd door een voorzetsel, dan schrijven we dat voorzetsel aan er vast. Het is dus erop, en bijvoorbeeld ook eraan, erbij, erbuiten, erdoor, erin, erover, eruit en ervan. Een makkelijke regel zonder uitzonderingen.
De formulering met kijken is dan een metafoor: een onderwerp of gebeurtenis wordt gepresenteerd als een ding en je mening erover is de manier waarop je naar dat ding kijkt.
Aantallen en varianten Erin
De naam Erin wordt sinds de jaren '70 gebruikt in Nederland en wordt aan jongens en meisjes gegeven. De naam beleefde zijn hoogtepunt rond 2005, toen zo'n 25 baby's per jaar deze naam kregen. Er zijn ruim 100 mannen en zo'n 600 vrouwen die Erin heten.
We schrijven eraf aan elkaar als de combinatie een voornaamwoordelijk bijwoord is. Dat is het geval als u de combinatie kunt vervangen door het oorspronkelijke voorzetsel en een naamwoord.
Juist is: wat vindt u van de nieuwe minister? In deze zin is u het onderwerp. U is een persoonlijk voornaamwoord, de beleefdheidsvorm van de tweede persoon enkelvoud. In de tweede persoon enkelvoud komt er een t achter de stam (vind).
Als meeste naar personen verwijst en zelfstandig gebruikt wordt, schrijven we meesten. Meeste is zelfstandig gebruikt als er niet meteen een zelfstandig naamwoord op volgt en meeste ook niet aangevuld kan worden met een zelfstandig naamwoord uit dezelfde zin of de zin die onmiddellijk voorafgaat.
Je kunt en je kan zijn allebei correct. In Nederland wordt je kan informeler gevonden dan je kunt. In België wordt het gebruik van je kan niet als informeler beschouwd.
Bepaald of onbepaald zelfstandig naamwoord
Het woord 'dat' wordt gebruikt als je verwijst naar een bepaald zelfstandig naamwoord. Voor onbepaalde verwijzingen gebruik je daarentegen 'wat'. Dit leidt bijvoorbeeld tot de volgende zinnen: Het boek dat hij heeft gekocht, heeft een blauwe kaft.
Ik hou en ik houd zijn allebei correct. Zowel in gesproken als in geschreven taal is ik hou de gewone vorm. De vorm met -d komt vooral voor in formelere geschreven taal. Zij is de vrouw van wie ik hou / ik houd.
De correcte vervoeging is je/jij vindt.
Als het onderwerp je/jij achter de persoonsvorm staat, is de correcte vervoeging vind je/jij. Bij combinaties met je is het niet altijd even duidelijk of je het onderwerp van de zin is. Als u daaraan twijfelt, kunt u je proberen te vervangen door jij of jou(w).
We schrijven erover aan elkaar als de combinatie een voornaamwoordelijk bijwoord is. Dat is het geval als u de combinatie kunt vervangen door het oorspronkelijke voorzetsel en een naamwoord. Na erover kan ook een dat-zin of een beknopte bijzin volgen.
Tekort, aaneengeschreven, is een zelfstandig naamwoord met als betekenis 'hoeveelheid die ontbreekt, nadelig saldo'. U kunt er een lidwoord voor zetten: een tekort, het tekort. Het tegengestelde van het tekort is het teveel. Er is ook een groot tekort aan huisartsen.
Weleens en wel eens zijn allebei correct in de betekenissen 'soms', 'ooit, wel een keer', 'heel graag'. Een kleine vonk ontsteekt weleens / wel eens een grote brand.
De correcte spelling is zo nodig, in twee woorden.