Staccato is het los van elkaar spelen van de noten van muziek. De lengte van elke noot wordt korter en er is een korte stilte hoorbaar tussen elke twee noten. Het tempo van het muziekstuk blijft hierbij gelijk. Staccato wordt genoteerd met een punt boven elke noot. Het wordt een enkele keer ook wel afgekort met stacc.
Staccato is een speelwijze waarbij opeenvolgende noten duidelijker van elkaar gescheiden worden, door de noten iets korter te maken. Het is het tegenovergestelde van legato.
Staccato is een belangrijke speeltechniek om tonen kort te laten klinken. Door de toets aan te slaan en direct los te laten onstaat een hele korte toon. In de partituren wordt dit aangegeven door een punt boven of onder de kop van de noot te plaatsen.
Staccato staat voor afgebroken. De muzieknoten moeten los van elkaar gespeeld worden. Elke noot wordt een stukje korter, waardoor er een korte stilte hoorbaar is tussen twee noten.
Staccato is een manier van spelen waarbij je de noot kort, los en puntig speelt. Wanneer je op een keyboard of piano staccato moet spelen, kan je net doen alsof de toetsen loeiheet zijn.
We gebruiken de eerste 7 letters van het alfabet om de muzieknoten een naam te geven: A, B, C, D, E, F en G. Als je die op een piano speelt, gebruik je de witte toetsen, en die noemen we de stamtonen. In het rijtje A B C D E F G klinkt A het laagst, en G het hoogst.
Legato is een speelwijze waarbij de muzieknoten zo worden gespeeld of gezongen dat ze in elkaar overlopen, of naadloos aaneengelast klinken. De Italiaanse muziekterm betekent gebonden (Latijn: ligare = 'vastbinden, verbinden, verenigen, aaneensmeden').
Een motief is een klein stukje muziek van een paar tonen. Als het motief een klein melodietje is, noem je het een melodisch motief. Als het motief een ritme is, noem je het een ritmisch motief.
Staccatissimo is een aanduiding in de muziek waarmee noten zo kort mogelijk gespeeld dienen te worden. Staccatissimo wordt genoteerd met een verticaal streepje of een klein driehoekje boven of onder de noot (afhankelijk van de stokrichting).
Muzieknoten buiten de notenbalk
Op die manier is het moeilijk om nog te kunnen zien welke noot er nu net bedoeld wordt. Daarom worden er gewoon extra horizontale lijntjes boven of onder de notenbalk getekend. Deze lijntjes worden ook wel hulplijntjes genoemd. Ze maken de notenbalk even iets groter.
Puntering (van puntéren) is een muziekterm die de verlenging van een nootwaarde aangeeft door middel van een puntje achter een noot. Puntering kan ook voorkomen bij rusten. Gepunteerde rusten worden op dezelfde wijze verlengd als noten.
De Italiaanse term legato is afkomstig van het het Latijnse woord 'ligare' dat 'verbinden' of 'vastbinden' betekent. Door het verbinden van de noten klinken er geen stiltes tijdens een serie noten of frase. In een partituur wordt de legato-speelstijl aangegeven met bogen onder of boven een groep noten.
Een overbinding is een boog waarmee wordt aangegeven dat twee noten als één gespeeld moeten worden, waarbij de overgebonden noten aan weerszijden van een maatstreep staan of zich in verschillende tellen van de maat bevinden.
A, B, C, D, E, F en G.
Nou, als je leert op een piano met 88 toetsen, dan is de eerste noot een A, de volgende een B en ga zo maar door. Onthoud dat wanneer je G hebt bereikt, het muzikale alfabet weer vanaf het beginpunt begint.
Adagio is een van oorsprong Italiaanse muziekterm die aangeeft dat een muziekstuk in een langzaam comfortabel tempo gespeeld moet worden. Het woord adagio betekent letterlijk 'gemakkelijk' (ad agio). Het is een zeer rustig tempo met een metronoomcijfer tussen de 66 en 76, dat wil zeggen, 66 tot 76 tellen per minuut.
Portato (van het Latijnse 'portare' = dragen) is een articulatiewijze in de uitvoering van muziek, genoteerd door een boog over de betrokken noten en een staccatoteken op elk van de noten. Portato is een vorm van non-legato, waarbij de tonen net iets korter worden gespeeld dan hun genoteerde nootlengte doet vermoeden.
De C-sleutel is een teken aan het begin van de notenbalk dat de toonhoogte van de genoteerde noten bepaalt. De noot op de lijn die door het midden van de sleutel loopt is de toon c.
Een halve rust ziet er hetzelfde uit als een hele rust, een kort streepje, maar een halve rust ligt op de derde lijn van de notenbalk.
Het einde van een maat wordt aangegeven door een verticale streep in de notenbalk. Hieronder een aantal voorbeelden van veel voorkomende maatsoorten. Er zitten vier kwart noten in een maat. Dit wordt de vierkwartsmaat genoemd.
A capella zingen betekent dat je een stukje, of een heel nummer, zingt zonder begeleiding van muziekinstrumenten. Je zingt hierbij alleen of in een koor. De stem wordt als instrument gebruikt. A capella zingen is zowel een muziekstijl als een zangtechniek, die in vroeger tijden vooral gebruikelijk was bij kerkmuziek.
Tweede stem zingen is een manier van zingen waarbij je met iemand anders twee verschillende zanglijnen zingt. Het zijn vaak zanglijnen die goed bij elkaar passen en lekker in het gehoor liggen.
melodisch motief: zo noem je het als het motief een melodietje is. ritmisch motief: zo noem je het als het motief een ritme is. Tekens waarmee je muziek opschrijft.
Een halve noot duurt in een 4/4 maat 2 tellen (volgens het onderste cijfer). Staat er een punt achter, dan komt de helft erbij. De helft van 2 is 1, dus duurt hij in totaal 3 tellen.
De langste notenduur die in onze tijd in het algemeen gebruikt wordt is de hele noot. Vaak wordt daar een waarde van vier tellen aan toegekend als de teleenheid de kwartnoot is. In vroeger eeuwen hebben nog langere notenwaarden dan de hele noot bestaan. Een oude naam voor de hele noot is de semibrevis.
Een halve noot staat tot een kwartnoot als 2:1 in tijdsduur. Er passen dus twee kwartnoten in één halve noot. Er passen dus ook vier kwartnoten in een hele noot. Een kwartnoot staat tot een achtste noot als 2:1 in tijdsduur.