Proximaal is onder andere een term uit de anatomie en komt van het Latijnse proximus, dat dichtbijgelegen betekent. Het geeft de positie aan van het ene tot het andere lichaams(onder)deel ten opzichte van het centrum van het lichaam. Het tegenovergestelde is distaal.
Proximale processen zijn langdurige vormen van interactie in de directe omgeving. kind met zijn directe omgeving. ontwikkeling van vaardigheden en het verwerven van kennis.
Lateraal is afgeleid van het Latijnse zelfstandig naamwoord latus dat zijde/zijkant betekent, het betekent daarom 'aan de zijkant'.
de voorzijde betreffend, aan de voorzijde.
Overlangs = Overlangs of longitudinaal betekent in de lengterichting.
Distale gezinsfactoren Onder distale gezinsfactoren worden de kenmerken van de opvoeder verstaan. Sommige van deze kenmerken zijn verankerd in de persoonlijkheid van de ouder en hebben niet rechtstreeks te maken met de opvoedingstaken die eigen zijn aan het ouderschap, al kunnen ze de opvoeding sterk beïnvloeden.
Mediaal betekent dichtbij het midden, bijvoorbeeld het hart ligt mediaal van de bovenarm. Lateraal betekent verder van het midden, dus de bovenarm ligt lateraal van het hart.
Craniaal/cranial (aan de kant van de schedel) en caudaal/caudal (aan de kant van het staartbeen). Deze twee termen lijken op superior en inferior met als verschil dat deze twee termen gebruikt worden bij de wervelkolom en het centrale zenuwstelsel.
Ventraal, Latijn: venter, buik, is de plaatsaanduiding van een lichaamsonderdeel aan de buikzijde, de voorkant van het lichaam, als het lichaam zich in de anatomische houding bevindt. De tegenovergestelde ligging is dorsaal.
Superior of superius (Latijn: superior, hoger gelegen) is de plaatsaanduiding van een lichaamsonderdeel dat hoger ligt dan een ander, gelijkaardig lichaamsdeel. Het tegenovergestelde is inferior.
Dorsaal, Latijn: dorsum, rug, is de plaatsaanduiding van een lichaamsonderdeel aan de rugzijde, de achterkant van het lichaam, als het lichaam zich in de anatomische houding bevindt. De tegenovergestelde ligging is ventraal. De hiel ligt bij de voet dorsaal, de tenen ventraal.
Denk altijd na over vorm én functie.
Onthoud die functie, want het geeft de structuur betekenis en maakt de anatomie ervan gemakkelijker te onthouden. Dat geldt niet op zijn minst bij spieren: begin nooit primair met losse spieren in je hoofd stampen! Denk eerst na over hoe ze functioneren.
Het lichaam bestaat uit drie vlakken namelijk een frontaal, sagittaal en transversaal vlak: een frontaal vlak deelt het lichaam in een voorste en een achterste deel. een sagittaal vlak deelt het lichaam in een rechter en linker deel. Wanneer dit vlak precies op de helft is, is het een mediaan vlak.
Proximaal is onder andere een term uit de anatomie en komt van het Latijnse proximus, dat dichtbijgelegen betekent. Het geeft de positie aan van het ene tot het andere lichaams(onder)deel ten opzichte van het centrum van het lichaam. Het tegenovergestelde is distaal.
Vertrekkend vanuit het ecologisch transactioneel model worden vier typen gezinsfactoren onderscheiden: proximale (opvoedingsgedrag en alledaagse interacties tussen de ouders en het kind), distale (persoonlijkheidskenmerken en psychopathologie van de ouder), contextuele (de relatie tussen beide ouders en het ...
Allereerst is het belangrijk dat je niet alle stof in één keer gaat leren. Verdeel de stof bijvoorbeeld in per gewricht. Je leert de ene week de spieren die over de enkel lopen en volgende week leer je de spieren van de knie. Of je leert de ene week het hart en de andere week de longen.
Een mens heeft maar 583 spieren
Ook al zijn we beslist niet het kleinste wezen op aarde, toch hebben we in verhouding weinig spieren. Zelfs een kleine slang heeft er 10.000 tot 15.000, en alleen al de slurf van een olifant bestaat uit 148.000 spiertjes. De mens? Die heeft er 583.
anatomische stand - De anatomische houding is een rechtopstaand mens met de voeten licht gespreid en de tenen naar voren wijzend, de armen afhangend maar iets van het lichaam gehouden, waarbij de handpalmen naar voren worden gehouden. Bij plaatsaanduidingen kan men deze stand als referentiekader gebruiken.
Lateraal (Latijn: latus, zijde/zijkant) is de plaatsaanduiding van een lichaamsonderdeel aan de buitenzijde, van de mediaanlijn af, als het lichaam zich in de anatomische houding bevindt. Mediaal is het tegengestelde, aan de binnenzijde, naar de mediaanlijn toe.
In de voetwortel bevinden zich zeven botten. Deze bestaat uit het hielbeen, spongbeen, scheepsvormige bot, kubusvormige bot en de drie wigvormige beentjes. Het sprongbeen (talus) is de basis van het enkelgewricht en past precies in de 'kom', die het scheenbeen en kuitbeen vormen.
Anterior of anterius is de Latijnse plaatsaanduiding van een lichaamsonderdeel dat voor een ander, gelijkaardig lichaamsdeel ligt. Het tegenovergestelde is het Latijnse posterior of posterius. In het Nederlands wordt ook wel anterieur gebruikt.
Craniaal (Latijn: cranium, schedel) is de plaatsaanduiding van een lichaamsonderdeel op de romp aan de kant van het hoofd. Het tegenovergestelde van craniaal is caudaal.