Als ontbijt aten ze pap, pannenkoek, aardappel of brood met reuzel, stroop en af en toe jam. Als hoofdmaaltijd aten ze meestal een stamppot met veel aardappelen of een gerecht van peulvruchten, zoals bruine bonen en erwtensoep. Rijke mensen konden vaker vlees, vis en zuivel kopen.
Naast vlees en vis, waren brood en bier in de middeleeuwen het voornaamste eten. Men kende erwten, bonen, wortelen en knollen, maar berichten daarover zijn schaars.
Brood vormde het hoofdvoedsel, gevolgd door andere graanproducten, zoals pap. Vlees was prestigieuzer en duurder dan graan of groente. De adel liet bij speciale gelegenheden een beer (mannelijk varken) slachten. Als kruiden werden verjus, wijn en azijn gebruikt.
Het hoofdvoedsel in de 19e eeuw bestond uit aardappelen: gekookt of gebakken, als pap of stamppot of als beleg op brood, vaak op smaak gebracht met azijn en mosterd of met gebakken uien, bonen en wortels. Voor arme gezinnen was vlees te duur. Soms aten ze goedkoop vlees afkomstig van wrakke dieren.
We eten dan vaak vlees van een os, een varken of gevogelte. Vis eten we ook. De goede vis uit de zee en rivieren is voor de rijke mensen en de resten voor de armen. Bij het vlees eten we niet veel groente, dit vindt men bokkenvoer.
Bij de rijke mensen worden de resten van het middageten verwerkt in ragouts, pasteien en moezen. Om vier uur eten de mensen dit op. Verder eten de rijke veel wafels, suikergoed en taart. Voordat we gaan slapen, eten we vaak nog pap of rijstebrij in zoete melk.
De mensen aten vroeger van alles! Gevogelte, vlees, groenten en fruit. Eigenlijk een hele gezonde keuken. Ze aten alles wat er in de natuur voorkwam, zelfs kleine vogeltjes.
Als ontbijt at men vaak bierpap, die werd bereid van bier, oud brood, boter en suiker. Of men at brood met boter en kaas en dronk daarbij een glas bier. Bier werd zeker in het begin van deze achttiende eeuw gedronken bij alle maaltijden en op elk uur van de dag.
Vroeger toen alles beter was, aten mensen stukken minder vlees. Veel vlees eten is een typisch teken van welvaart. Lekkers was alleen voor de zondag, zoals vla in plaats van pap en iets lekkers bij de koffie. Brood was basisvoedsel.
Door de toenemende handel in de zeventiende en achttiende eeuw, bijvoorbeeld van de VOC, kwamen er meer producten uit Azië naar Europa: rijst, saffraan, kaneel, kruidnagels, nootmuskaat, foelie, gember en suiker. De specerijen werden vooral gegeten door rijke burgers; de meeste mensen konden het niet betalen.
De arme mensen aten uit een oud stuk brood. Maar de rijke mensen van adel af rijke handelaren aten uit borden van zilver en goud. De mensen in de middeleeuwen hielden van vlees, maar dat mochten ze niet alle dagen eten dat kwam door de kerk.
Onze prehistorische voorouders aten vroeger veel groenten en fruit, noten en zaden en vlees en vis. Dit 'oervoer' was rijk aan eiwitten en vezels en bevatte amper koolhydraten en verzadigde vetten. Het voedsel was puur en onbewerkt en volgens wetenschappers aten onze voorouders erg gezond.
Boeren aten veel brei van granen zoals rogge en haver, tarwe was een luxeproduct. Vlees, vis en eieren waren niet het hele jaar beschikbaar, en verse groente al helemaal niet. Het was dus voor een middeleeuwse boerin minder makkelijk dan tegenwoordig om smakelijke maaltijden uit haar kookpot te toveren!
Zo ging van 1850 tot 1900 tarwe de plaats innemen van het goedkopere roggebrood. Brood en aardappelen domineerden dus het dieet in de eind 19e eeuw. Vlees werd gezien als een luxe product. Omstreeks 1890 verscheen bij arbeidersgezinnen hooguit eenmaal per week vlees op tafel.
Zeker, zij die in de Gouden Eeuw beneden aan de maatschappelijke ladder stonden, leefden noodgedwongen sober. Één keer per dag een grote kom pap, waar met zijn allen uit gegeten werd. Daarbij werd gedronken van een pul met water aangelengd bier, ook wel dunbier genaamd. Dat was het wel.
In de Middeleeuwen dronken we amper water, maar vooral veel bier.
1850-1960: haute cuisine en smaakvervlakking
In de westerse landen is dit een periode waarin de hongersnood definitief wordt overwonnen. In deze periode eet de Nederlander twee keer per dag brood en één keer warm, meestal 's avonds. Naast brood is pap populair en de pannenkoek natuurlijk.
Verder aten ze `bladgroenten` (zie Vak 1, wilde planten), wortels (pastinaak, paardenbloem) en knolgewassen (b.v. grote egelskop, een oeverplant). De ijzertijdboer was niet alleen akkerbouwer, hij hield ook runderen, varkens, schapen en geiten. Deze dieren leverden o.a. vlees en melk.
Antwoord: Tot de oudste groenten behoren kool, rapen, pastinaken (toen pinksternakels genoemd) en wortelen. Men gaat ervan uit dat pastinaken als het algemene voedsel voor de armere bevolking vóór de invoering van aardappelen was.
Alles vullen. In de jaren zeventig begint het bescheiden met het klassieke gevulde eitje, maar in de jaren tachtig gaat het los: alles wordt gevuld. Gevulde tomaatjes, gevulde paprika uit de oven, gevulde ui, gevulde aubergine, noem het maar op.
Jaren 70 – De warme maaltijd
We aten Italiaans (elleboogjesmacaroni met tomatenpuree en smac), Frans (uiensoep met kaas), Chinees (nasi goreng) en zelfs een beetje Mexicaans (Chili con carne). Groente als andijvie en witlof werden steevast aangemaakt met een papje van maizena.
Vroeger at men dus vooral aardappelen, groente en vlees. Daarnaast waren groenten en fruit seizoensgebonden waardoor verse appels kopen in de zomer al lastig kon zijn. Broccoli, paprika of courgette waren tijdens de jaren '40 en '50 nog niet op grote schaal verkrijgbaar.
Eet minder dierlijke producten
Vlees, vis, zuivel en eieren worden gelinkt aan talloze ziektes. Wees er daarom spaarzaam mee, en eet vooral onbewerkt plantaardig eten. Beperk plantaardige olie en ga los met bladgroente. Je lijf zal je dankbaar zijn en gezonder oud worden.
Een typisch Nederlands ontbijt bestaat uit brood, al dan niet geroosterd, met kaas, vlees, boter en zoet beleg, zoals chocoladepasta, hagelslag en vlokken. Naast een belegde boterham eten Hollanders ook dikwijls beschuit, ontbijtkoek, krentenbrood of een bordje pap.
Toen aten Nederlanders gemiddeld 39,5 kilo vlees per persoon per jaar, ruim 20 kilo meer dan een halve eeuw ervoor. Sinds 2010 neemt de vleesconsumptie gemiddeld af, al stagneert het wat sinds 2016. Inmiddels noemt meer dan de helft van de Nederlanders zich flexitariër en zeggen steeds meer mensen minder vlees te eten.