Bij griep heb je last van koude rillingen, (hoge) koorts, hoofdpijn, spierpijn, moeheid en keelpijn. Meestal duren je klachten ongeveer één week, daarna verdwijnen ze vanzelf. Na het doormaken van griep kun je nog een paar weken hoesten en moe zijn.
Het belangrijkste is dat je genoeg rust en veel water drinkt. Er zijn wel een aantal medicijnen tegen griep die je wat beter kunnen doen voelen. Het gaat dan voornamelijk om paracetamol. Dit verlaagt de koorts en gaat de spierpijn die gepaard gaat met het virus tegen.
Hoeveel dagen rust je nodig hebt voordat je weer kunt gaan hardlopen, hangt af van hoe ziek je bent geweest. Een basisregel die vaak wordt gebruikt, is dat je voor iedere dag dat je koorts hebt gehad een extra dag rust neemt.
Klachten na corona
moe zijn. benauwd zijn of moeilijk ademen. minder goed ruiken of proeven. niet fit voelen of problemen met bewegen.
Een goede griep duurt een week, maar griep kan ook 3 dagen of 2 weken duren, al naar gelang de eigen weerstand, de leeftijd en ingenomen medicijnen. Een beruchte complicatie is een longontsteking.
Door de warmte gaat u zweten waardoor het virus of de bacterie uit uw lichaam verdwijnt. Uw lichaamstemperatuur zal nooit oplopen tot 42 graden of hoger. Uw lichaam zorgt er door het zweten namelijk ook voor dat het de warmte kwijt kan. Ondanks dat het voor vervelende klachten zorgt, is koorts dus zeer nuttig.
Als u ziek bent of beter wordt na een ziekte, gebruikt uw lichaam meer energie en voedingsstoffen. Dan heeft u een grotere kans om af te vallen. Ook bij diarree of overgeven valt u sneller af. Dit komt omdat het eten en drinken niet goed verwerkt kan worden door uw lichaam.
Drink 1,5 tot 2 liter per dag (water, thee). Meestal gaat griep binnen een paar dagen vanzelf over. Bij klachten kunt u paracetamol nemen.
De ziekte van Pfeiffer wordt veroorzaakt door het Epstein-Barr virus en is het bekendste virus dat vermoeidheidsklachten kan geven. Bijna elk virus kan echter een soortgelijk klachtenpatroon geven als het lichaam niet adequaat heeft gereageerd en niet in staat is geweest dit virus te elimineren.
Bijvoorbeeld als je schreeuwt en er kleine druppeltjes met virus uit neus en mond in de lucht komen. Dit kan ook door praten, niezen en hoesten gebeuren. Andere mensen kunnen besmet raken als zij die druppeltjes inademen, of bijvoorbeeld via de handen in de mond, neus of ogen krijgen.
Eén van de symptomen van griep is misselijkheid. Maar het kan ook één van de bijwerkingen van medicijngebruik zijn. Schommelingen in het evenwichtsorgaan. Als je evenwichtsorgaan 'in de war' is door een bepaalde prikkel, kan dit voor misselijkheid zorgen.
Conclusie voor de omikronvariant: een lage virale belasting in de eerste paar dagen, maar daarna een piek rond dag drie tot zes, die weer afneemt op dag zeven tot negen totdat er op dag tien geen levensvatbaar virus meer kan worden teruggevonden.
Griepsymptomen zonder koorts zijn meestal geen echte griep, maar in de meeste gevallen een verkoudheid. De incubatietijd van griep is 24 tot 48 uur. Griepverschijnselen zijn: koorts, hoofdpijn, keelpijn, kortademigheid, vermoeidheid en slapeloosheid, pijnlijke ledematen en spierpijn.
Studies hebben namelijk aangetoond dat Omicron infecties soms nog besmettelijk zijn tot 10 dagen na de diagnose. Dit houdt in dat activiteiten waarbij het dragen van een mondmasker niet mogelijk is (b.v. gezamenlijk eten), niet zijn toegestaan.
Ook misselijkheid en geen eetlust hebben een functie tijdens ziekte; je lijf heeft helemaal geen tijd om voedsel te verteren, het heeft al zijn energie nodig om ziekteverwekkers te bestrijden. Zodra je lichaam weer wat eten aan kan, krijg je wel weer honger.
Voldoende proteïnen
Wie griep heeft, heeft meestal niet veel eetlust en dat zorgt er ook voor dat je je zwakker gaat voelen. Probeer lichte dingen te eten die veel proteïnen bevatten. Wat kip bijvoorbeeld, of een eitje, vis, champignons…
De belangrijkste leverancier van het mineraal zink zijn dierlijke producten zoals vlees, zuivel en vis. Ook verschillende soorten noten bevatten zink. De meeste zink zit echter in schaal- en schelpdieren zoals oesters, garnalen en mosselen. In mindere mate komt zink voor in brood, peulvruchten en rijst.