Elke sociale huurwoning krijgt woningwaarderingspunten: bijvoorbeeld voor de oppervlakte, aantal kamers, energiezuinigheid, kwaliteit/comfort en de woonomgeving. Hoe meer punten, hoe hoger de waardering en hoe hoger de maximale huur van de woning. De huur van uw woning is dus afhankelijk van de waardering.
Als u betere voorzieningen heeft dan uw buren (bijvoorbeeld dubbel glas of een groter balkon), heeft uw woning meer woningwaarderingspunten. Dit kan één van de redenen zijn waardoor u meer huur betaalt dan uw buren. Soms zijn er grote verschillen in huurprijs bij dezelfde soort woningen.
Huurverhoging sociale huurwoning vanaf 1 juli 2022
Sinds 1 juli 2022 mag uw verhuurder de huur verhogen met: maximaal 2,3%, als de (kale) huur € 300 of meer per maand is. maximaal € 25, als de (kale) huur lager is dan € 300 per maand. Dat is hoger dan 2,3 %.
Iedere woning krijgt punten voor bijvoorbeeld oppervlakte, isolatie, voorzieningen en WOZ-waarde. Het aantal punten bepaalt de maximaal toegestane huurprijs. De prijs per punt wordt elk jaar opnieuw vastgesteld (geïndexeerd). Woningcorporaties vragen lang niet altijd de maximale huur.
De maximaal redelijke huur is het maximale bedrag dat een corporatie of andere verhuurder voor een sociale huurwoning mag vragen aan zijn huurder. De maximaal redelijke huur wordt bepaald door het aantal punten berekend door het woningwaarderingsstelsel.
Op de website van de Huurcommissie kun je een huurprijscheck doen. Hiermee bereken je zelf in een paar stappen hoeveel punten jouw huurwoning waard is en hoeveel je aan huur kunt vragen (als je een woning hebt beneden de sociale huurgrens).
Hoeveel huur gevraagd mag worden voor een woning, hangt af van de zogenaamde puntentelling. Met name het woonoppervlak, het voorzieningenniveau en het energielabel zijn hiervoor bepalend. Onder een wettelijk vastgestelde grens (kale huur onder € 699,48, peil 2014) is de huur gemaximaliseerd (sociale huur).
Eén keer per jaar mogen wij de huren met een bepaald percentage verhogen. De overheid bepaalt met hoeveel procent we de huur maximaal mogen verhogen. De Woningstichting moet dit jaar de huurprijs verhogen om de kwaliteit van de woningen en in de wijken te behouden en te verbeteren.
Elke maand betalen huurders de afgesproken huurprijs. De huurprijs bestaat meestal uit twee delen; netto huur en bruto huur. De netto huur wordt ook wel de kale huur genoemd en is de prijs die u betaalt voor de woonruimte. De bruto huur is de kale huurprijs plus eventuele servicekosten.
Bereken het percentage dat de verhouding weergeeft van de jaarlijkse huurprijs tot de WOZ-waarde. Deel hiervoor de jaarlijkse huurprijs door de WOZ-waarde van het verhuurde deel van de woning. € 18.000 (jaarlijkse huurprijs) gedeeld door € 225.000 (WOZ-waarde verhuurde deel woning) x 100 = 8%.
De huurprijs mag maximaal eenmaal per jaar worden verhoogd. Er zijn twee uitzonderingen: 1) In het eerste jaar mag op de vaste huurverhogingsdatum een huurverhoging plaatsvinden. 2) Na een woningverbetering mag een extra huurverhoging plaatsvinden (woningverbetering is niet hetzelfde als onderhoud).
Een hogere huurverhoging voor huurders met een hoger inkomen
Voor huishoudens met een hoger middeninkomen mag de huurverhoging maximaal € 50 zijn. Voor huishoudens met een hoog inkomen mag de huurverhoging maximaal € 100 zijn. De hogere huurverhoging mag worden toegepast vanaf een bepaald inkomen.
U kunt huurverlaging aanvragen als u meer dan de maximale huurprijs betaalt. U kunt ook huurverlaging krijgen als uw inkomen daalt. Of als de verhuurder de woning slecht onderhoudt. Deze regels gelden alleen voor sociale huurwoningen.
De 'rekenhuur' is een begrip uit de huurtoeslag. Het is de kale huur vermeerderd met maximaal €48 aan servicekosten. Is de rekenhuur lager dan de huurtoeslaggrens? Dan kan een huurder toeslag krijgen.
De overheid stelt jaarlijks een minimum basishuur vast, die als norm geldt voor huurtoeslaggerechtigden met een minimuminkomen. Wie meer verdient betaalt een hogere basishuur. In de hoogte van de basishuur speelt het inkomen dus een rol. Hoe hoger het inkomen, hoe hoger het bedrag dat het huishouden zelf moet betalen.
Nee, de verhuurder kan de huurprijs niet zomaar verhogen. De huurprijs mag wel geïndexeerd worden: dat wil zeggen dat die wordt aangepast aan hoe duur het leven op dat moment is.
Bent u het hierom niet eens met de huurverhoging? Dan moet u binnen 3 maanden bezwaar maken bij de Huurcommissie. De Huurcommissie heeft de huur tijdelijk verlaagd om onderhoudsgebreken aan uw woning.
Met de beoogde ingangsdatum van voorliggend wetsvoorstel, 1 januari 2023, zal per 1 januari 2023 een maximaal huurverhogingspercentage bij ministeriële regeling vastgesteld kunnen worden. Tot 1 januari 2023 is de jaarlijkse huurverhoging in de vrije sector maximaal 3,3% (2,3% inflatie + 1 procentpunt).
De gemiddelde huurprijs van een huis is in 2021 met 4,70 procent, oftewel 38 euro, gestegen en bedraagt nu 846 euro. Dat was nooit meer. Opvallend: de huurprijzen van appartementen daarentegen zijn voor het eerst sinds 2017 niet gestegen en bedragen gemiddeld nog steeds 719 euro.
Dit zijn vrije sectorwoningen met een huurprijs tussen €752 en circa €1.000 per maand (prijspeil 2021). Steeds meer mensen zoeken een betaalbare woning in deze prijsklasse, mede doordat de prijzen van koopwoningen sterk gestegen zijn. Vooral in stedelijke gebieden neemt de vraag toe.
Huurcontract: sociale huurwoning of vrijesectorwoning
Is de kale huur € 763,47 of lager? Dan huurt u een sociale huurwoning. In 2022 is € 763,47 de maximale huur bij nieuwe verhuring van een sociale huurwoning. Dat heet liberalisatiegrens.
Is uw kind tussen de 18 en 23 jaar, dan mag de huur niet meer bedragen dan € 442,46 (voor 2021). Is uw kind 23 jaar of ouder, dan geldt dat de maximale huur in 2021 € 752,33 mag zijn. Ook mag het inkomen van uw kind niet te hoog zijn. Hoe hoger het inkomen is, hoe minder huurtoeslag er toebedeeld wordt.
De aangepaste huurprijs wordt berekend op basis van 1/55ste van het geïndexeerde inkomen. Huurders met een hoger inkomen betalen echter een groter aandeel in de huurprijsberekening. Zo neemt u: 1/54ste, als het inkomen hoger is dan de toepasselijke inkomensgrens, maar lager dan 125% van de toepasselijke inkomensgrens.