De bronsttijd of het paarseizoen (oestrus) is een periode waarin dieren een drang hebben om te paren. Dit wordt veroorzaakt door hormonale veranderingen in het lichaam van het dier. De bronsttijd van een diersoort begint met het vruchtbaar worden van het wijfje. Het mannetje reageert hierop.
Maar een kleine groep dieren kan nakomelingen krijgen zonder te paren. Dit proces heet parthenogenese. De meeste dieren die zich voortplanten via parthenogenese zijn kleine ongewervelde dieren zoals bijen, wespen, mieren en bladluizen, die kunnen afwisselen tussen seksuele en aseksuele voortplanting.
Amerikaanse wetenschappers hebben ontdekt dat sommige mannelijke oeverspinnen spontaan sterven na de seks. Mannelijke overspinnen van de soort Dolomedes tenebrosus raken na de paring spontaan verlamd en overlijden onmiddellijk, ook als ze niet worden aangevallen door het vrouwtje.
Een leeuwin die krols is, is niet per se rijp voor bevruchting. Om er zeker van te zijn dat de eitjes worden bevrucht, paart het mannetje daarom gedurende 3 à 4 dagen 30 tot 50 keer met haar.
Sommige vogels leggen per jaar één ei, andere leggen er twaalf en hebben ook nog meerdere legsels. Dit hangt af van de soort of de grootte van de vogels. Het hangt ook af van de omgeving, de levenswijze en het voedselaanbod. Meestal broedt het vrouwtje, dat wordt incubatie genoemd.
Het mannetje gaat dan achter haar staan en legt z'n kin op haar kop, waarbij hij haar zacht aanraakt met beide vleugels. Daarop legt het vrouwtje zich neer en laat hem op haar rug klimmen. Tijdens dit beklimmen moet ze zich heel stil gedragen, anders valt hij eraf.
Dat begint met het versieren -de paringsrituelen - en gaat door tot en met het naspel. Aanraking, opwinding en penetratie zijn universeel. Maar wat er daarnaast, daarvoor en daarna gebeurt, kan nog wel eens verschillen. Het seksuele gedrag van de mens is namelijk voor een groot deel cultureel bepaald.
Er is een technische naam voor dieren die maar een keer paren: semelparous dieren. Ze hebben slechts één kans om zich voort te planten - meestal met één paringseizoen, maar soms met één daad van seks - en dan sterven ze.
Daarvoor is een partner nodig. Als twee wormen willen gaan paren gaan ze naast elkaar liggen, standje 69. Hun lijven scheiden dan slijm af dat uitgroeit tot een slijmkoker die hun lichamen omhult. Nu kan het zaad van de geslachtsopening van de ene worm naar de zaadzakjes van de andere vloeien.
Sommige dieren hebben geen partner nodig om jongen te krijgen. De moeders doen het helemaal alleen. Vissen, haaien, kalkoenen, slangen en nog veel meer dieren zijn ertoe in staat.
Regenwormen zijn hermafrodieten
Voor sommige soorten regenwormen, platwormen, schelpdieren en slakken is elk individu zowel vrouwtje als mannetje. De dieren hebben dus zowel mannelijke als vrouwelijke geslachtsorganen. Deze hermafrodieten bevruchten meestal niet zichzelf, maar wisselen zaadcellen uit tijdens het paren.
De Indische wandelende tak, sommige kevers, beerdiertjes en vele bladluizen, maar ook sommige hagedissen, salamanders en slangen zijn voorbeelden van soorten met maagdelijke voortplanting. Ook bij de komodovaraan schijnt sprake te zijn van parthenogenese en bij de haai is dit waargenomen.
Eerder werd orale seks gedocumenteerd bij onder meer hyena's, apen en vleermuizen.
Net als in eerder onderzoek bleek ook uit Fishers experiment dat mannen vaker aan seks denken: gemiddeld 34 keer per dag, terwijl de teller bij vrouwen op negentien keer bleef steken. Maar, ontdekte Fisher, mannen denken niet alleen vaker aan seks, maar ook aan eten en slapen.
Net als in andere leeftijdscategorieën vinden mannen tussen de 55 en 79 jaar seks vaker belangrijker dan vrouwen. Het belang dat mensen aan seks hechten, neemt iets af met het ouder worden, maar neemt na 55 jaar vrijwel niet meer af. Wat is belangrijker: lust of intimiteit?
Een antwoord op de vraag 'hoe lang is te lang? ' is verschillend per persoon. Vaak wordt het antwoord helder in een relatie, waarvan een van de twee mensen laat blijken behoeften te hebben aan een potje seks.
Na een paring is er sperma in het begin van de eileider aanwezig, de eicel kan dan bevrucht worden. Daarna komen er in de eileider nog eiwit, twee vliezen en de kalkschaal om de dooier heen. Daarna kan het ei dan (eindelijk) worden gelegd.
Vogels hebben een cloaca, die ze tijdens de paring tegen elkaar leggen. Zo kunnen de eitjes bevrucht worden. Het aantal eieren dat wordt gelegd, verschilt sterk van soort tot soort. Eens die zijn uitgebroed, staat de opvoeding van de kroost voor de deur.
Inmiddels is geweten dat vrouwtjespinguïns een ontvangende positie innemen tijdens het paren, en op hun buik gaan liggen met hun veren dicht tegen het lichaam en de ogen halfdicht.
De vagina van de vrouwtjeseend is spiraalvormig en lijkt op een telefoonsnoer. Deze spiraal is tegengesteld gevormd aan de penis van de woerd. Hierdoor gaat de gedwongen bevruchting moeizaam. Pas als ze zich overgeeft aan de woerd en zich ontspant kan hij het zaad succesvol bij haar naar binnen spuiten.
Een haan die met een hen wil paren, pakt eerst met zijn snavel een pluk veren achter haar kop, zodat zij niet kan weglopen. Dan duwt hij zijn cloaca tegen de cloaca van de hen aan. De cloaca van de haan stulpt uit, waardoor de zaadcellen in de cloaca van de hen komen. Die bevruchten dan de eicellen in de eileider.
Dit is een kleine evenwichtsoefening voor de haan. Maar wanneer hij zijn evenwicht gevonden heeft pakt hij eerst een pluk veren van de kip zodat zij niet kan weglopen. Daarna duwt hij zijn geslachtsorgaan (penis) tegen de cloaca van de kip waardoor de zaadcellen worden overgebracht naar de kip.
Intersekse personen zijn geboren met mannelijke en vrouwelijke geslachtskenmerken. Iemand heeft bijvoorbeeld een niet volgroeide penis en een vagina-ingang of baarmoeder. Of iemand is geboren met een vulva en een grote clitoris die op een penis lijkt.