Is uw steekproef te klein, dan zijn de resultaten niet statistisch significant en kunnen er geen betrouwbare conclusies aan gekoppeld worden. Hier geeft u in hoeveel mensen de groep bevat die door uw steekproef moet worden vertegenwoordigd.
De steekproefgrootte is van belang als je een statistisch verschil wil aantonen. Bij een te kleine steekproef zijn er geen verschillen te vinden, bij een te grote is alles statistisch significant verschillend. Je moet een optimum vinden.
Een vuistregel die je kunt gebruiken is dat bij continue data de steekproef minstens 30 tot 40 moet zijn.Bij discrete data (geheeltallig) moet de steekproefomvang minstens 100 zijn, waarbij er minimaal 5 defecten moeten zijn.
Een steekproef moet aselect zijn. Dit houdt in dat uit een populatie willekeurig personen worden gekozen om te onderzoeken. Met andere woorden: een steekproef is aselect wanneer ieder lid van de populatie een even grote kans heeft om in het onderzoek te worden meegenomen.
Steekproefgrootte, wat is dat eigenlijk? De steekproefgrootte is het aantal voltooide reacties van uw enquête. Het woord steekproef wordt gebruikt omdat de selectie een deel van de mensen (of doelpopulatie) vertegenwoordigt waarvan u de mening of het gedrag wilt weten.
Een te kleine steekproef representeert of vertegenwoordigt de populatie niet goed, waardoor er een mogelijkheid ontstaat dat de betrouwbaarheid van het onderzoek niet genoeg toereikend is.
Bij kwalitatief onderzoek is een steekproef van 12, 15 of 20 respondenten gangbaar. Het belangrijkste is dat er verzadiging is opgetreden (je vindt op een gegeven moment bijna geen nieuwe informatie meer).
Je steekproef dient ertoe geldende uitspraken te doen over de gehele onderzoeksgroep (aselecte steekproef) of de selectie die je hebt gemaakt (selecte steekproef).
Je steekproef is het effectief aantal antwoorden dat je zal ontvangen. Je populatie is dan 320; tenzij deze 320 al een selectie zijn van een grotere populatie. Als die 320 medewerkers je volledige populatie vormen, dan heb je bij betrouwbaarheid 95% en foutenmarge 5% een steekproef nodig van 175 respondenten.
Er zijn verschillende manieren om de steekproefgrootte te berekenen, afhankelijk van het onderzoeksdoel en de grootte van de populatie (de grotere groep waaruit de steekproef wordt gekozen). Hieronder staan een paar veelgebruikte methoden: De formule voor de steekproefomvang: N = (Z^2 * p * (1-p)) / E^2.
Bij kwalitatief onderzoek heb je geen grote steekproef nodig, maar je wilt natuurlijk wel dat je resultaten betrouwbaar en valide zijn. Vaak zie je bij kwalitatief onderzoek dat er 12, 15 of maximaal 20 respondenten worden benaderd voor het onderzoek.
Het betrouwbaarheidsinterval hangt af van de variabiliteit (in de vorm van de standaarddeviatie) en de grootte van de steekproef (het aantal personen in de onderzoekspopulatie). Hoe groter de steekproef, des te smaller is het betrouwbaarheidsinterval.
Voor een online enquête is een responspercentage van 20 procent erg goed. Wil je dus 400 ingevulde enquêtes ontvangen, dan zul je je bevraging naar ongeveer 2.000 mensen moeten sturen.
Betrouwbaarheid binnen het marktonderzoek heeft alles te maken met of de verzamelde gegevens een goede afspiegeling vormen van de werkelijkheid. Een hoge betrouwbaarheid betekent simpelweg dat de uitkomsten uit het onderzoek representatief zijn en dus gelden voor de gehele groep die is onderzocht.
Een representatieve steekproef is een steekproef waarbij de groep mensen die jij geselecteerd hebt, daadwerkelijk iets zegt over de gehele populatie. Anders geformuleerd, wil je dat de steekproef een goede indicatie geeft van de aard van de populatie dan is het van belang dat de steekproef representatief van aard is.
Bij een eenvoudige aselecte steekproef (simple random sampling) wordt een willekeurige selectie gemaakt uit de hele populatie, waarbij elke eenheid een gelijke kans heeft om geselecteerd te worden. Dit is de meest gebruikelijke manier om een willekeurige steekproef te trekken.
De steekproeffout is de fout die ontstaat doordat niet de gehele populatie wordt onderzocht maar slechts een beperkt deel (een steekproef) daarvan.
Er zijn twee soorten steekproeven: de selecte en de aselecte steekproef. Een aselecte steekproef is gebaseerd op random sampling. Iedereen uit de populatie heeft evenveel kans om in de steekproef opgenomen te worden. Aselecte steekproeven worden vaak gebruikt bij kwantitatief onderzoek.
De validiteit kan worden onderzocht door te bepalen of je daadwerkelijk hebt gemeten wat je wilde meten, bijvoorbeeld door kritisch te kijken naar je onderzoeksopzet en meetinstrumenten. Validiteit is niet hetzelfde als betrouwbaarheid: Bij validiteit gaat het om de juistheid van de resultaten.
Kwalitatieve onderzoekers gaan dieper in op het onderwerp om zo informatie te verzamelen over de beweegredenen, redeneringen en houdingen van mensen. Kwalitatieve benaderingen geven dieper inzicht in uw onderzoeksvragen, maar de resultaten zijn soms moeilijker te analyseren.
Gepaarde steekproeven zijn afhankelijk van elkaar. Voorbeeld: Paired samples t-test Je meet de lengte van dezelfde personen in 2015 en 2018. Deze waarden zijn afhankelijk van elkaar (omdat je dezelfde persoon meet), en daarom gebruik je een paired samples t-test.
Een steekproef is een selectie uit een totale groep of populatie. In een kwantitatief onderzoek gebruik je een steekproef om data te verzamelen over een populatie, zonder de hele populatie te hoeven onderzoeken.
Doorgaans gebruik je geen steekproef als je kwalitatief onderzoek verricht. Ook gebruik je nooit een steekproef als je onderzoekspopulatie zo klein is dat je simpelweg alle personen die hiertoe behoren kunt ondervragen. Dit is mede afhankelijk van je onderzoeksmethode.
Met 4 à 5 metingen heb je een grove indicatie van de spreiding. Met 10 metingen heb je een redelijke waarde. Dit laatste is dus eigenlijk het minimum dat je nodig hebt voor een betrouwbaar resultaat.