Het heeft twee redenen. Eén: het broedseizoen is grotendeels voorbij en er is eten genoeg, dus waarom zou je als vogel opvallen? Twee: veel vogels ruien nu en zijn dan kwetsbaarder. Vogels laten zich nu niet zien, want dat is nergens voor nodig en een stuk veiliger als je in de rui bent.
Leg een grasveldje aan (grasmatten of graszaad), want in het gras vinden vogels insecten en merels jagen er op wormen. Gebruik boomschors of grind voor paden. Kies voor dichte bomen en struiken: die bieden beschutting, veiligheid en voedsel. Liefst soorten die fruit of bessen dragen of doorns hebben.
Leg of hang het voer niet op een open plek
Het is daarom verstandig om het voer altijd dichtbij een beschutte plek te leggen of hangen. Dichtbij een struik is bijvoorbeeld ideaal. Hier voelen de beestjes zich veel veiliger dan in de open ruimte, waardoor u de kans op vogelbezoek vergroot.
Wat is er aan de hand? Het is nog vroeg in het seizoen en de echte winter is nog niet begonnen, maar het lijkt erop dat twee factoren de opvallende afwezigheid van tuinvogels op dit moment kunnen verklaren: het grote noten- en zadenaanbod en een slecht broedseizoen.
Gevaar op verstrikking
Het plastic net om de vetbol heen is extreem gevaarlijk voor vogels, omdat ze hier met hun pootjes of snavel in verstrikt kunnen raken. Vogels kunnen dan sterven van de honger, dorst en uitputting. Ook kunnen wat grotere vogels, zoals meeuwen, de hele bol met net en al in één keer doorslikken.
Geen (oud) brood!
In brood zit zout en dat zout is niet goed voor vogels. Soms zit op het brood boter/margarine. Daar krijgen watervogels diarree van en de olie die in het brood zit komt in het verenkleed te zitten. Brood dat blijft liggen gaat bovendien schimmelen en trekt dieren zoals ratten aan.
De oorzaak: in een modern geïsoleerd huis is geen broedgelegenheid voor de mussen. Op het platteland zul je ze ook niet vaak zien en mussen houden ook niet van bosrijke omgeving. Dus vooral in dorpen en steden met veel groen en rommelhoekjes vind je ze. Daar houden mussen van.
Een boom, wat struiken en een nestkastje en uw tuin wordt bijna gegarandeerd bezocht door één of meer koolmezen. Zorg ervoor dat katten niet bij de nestkasten kunnen komen. In de winter kunt u koolmezen en andere vogels helpen door bij te voederen met vetbollen, pinda's en voedertafels.
Koolmeesjes vinden ons land ook in de winter fijn – mits niet al te koud – en overwinteren in de stad of op het platteland. Ze zijn namelijk makkelijk als het gaat om een leefomgeving vinden en hebben het prima naar hun zin in het park, bosjes of tuinen. Ze verblijven graag in eiken- en beukenbossen.
Om te beginnen zijn er natuurlijk zonnebloempitten, gepelde pinda's en vetbollen, die in combinatie met een fraai voederhuisje een praktisch geheel vormen. Als aanvulling hierop zou je kunnen gaan voor vogelpindakaas in verschillende smaken zoals bosvruchten en zonnebloempitten.
Niet in de volle zon, dus liever niet op het zuiden. Beschut tegen de wind. De invliegopening kan het beste op het noordoosten zijn gericht, want de wind komt in Nederland vaak uit het zuidwesten. Een vrije en veilige aanvliegroute is belangrijk.
Voer op verschillende plekken
Mezen hangen graag aan een vetbol, vinken en merels scharrelen liever op de grond. Strooi daarom voer op de grond en voedertafel, maar hang bijvoorbeeld ook een voedersilo en vetbollen op. Voor schuwe vogels, zoals heggenmus en de winterkoning strooit uw wat voer onder struiken.
Bied in je tuin vetbollen, slingers ongebrande, ongezouten pinda's, een halve kokosnoot, vogelzaad en zonnebloempitten aan voor de koolmees. Geef zijn voedsel op een voedertafel of in een voederbuis of hang het op in bomen of struiken. Proper water om van te drinken en in te baden is essentieel.
Als u tijd en geduld hebt om een roodborstje op uw hand te lokken dan zijn levende meelwormen daar een uitstekend hulpmiddel bij. Voer dagelijks op vaste tijden en door de beweging van de wormpjes trekt u ze als en magneet naar u toe.
Verrassingsaanval Mezen hebben heel wat vijanden: roofvogels zoals valken en uilen en roofdieren zoals marters en katten en zelfs slan- gen.
Het lijken misschien steeds dezelfde individuen, maar gedurende de winter zoeken koolmezen voedsel in groepen die van samenstelling kunnen wisselen. 's Nachts slapen de koolmezen individueel in nestkasten, indien die beschikbaar zijn. Zolang een koolmees niet verstoord wordt zal hij deze nestkast blijven gebruiken.
Koolmees houdt huis
De opening van het huisje blieft haar niet, dus gaat ze driftig tikken om het wat groter te maken.
Voedsel. 's Winters eten de koolmezen veel zaden, zoals beukennoten. In het voorjaar en de zomer is het voedsel eiwitrijker en eten ze wat meer rupsen en andere insecten. Jonge koolmezen eten voornamelijk rupsen en als de gezinsplanning klopt, valt de geboorte samen met de 'rupsenpiek'.
De koolmees heeft een overwegend zwarte kop, de pimpelmees herken je aan zijn gele borst, blauwe pet, blauwachtige vleugels en staart. En niet te vergeten: de zwarte streep rond zijn ogen. Bovendien zet de gemaskerde pimpelmees zijn lichtblauwe kuifveertjes soms op om imposanter over te komen.
Op de 20e of 21e dag vanaf de geboorte vliegen de mezen normaal gesproken uit. Er zijn uitzonderingen bekend waarbij de jongen na 25 of 26 dagen pas uitvlogen. Jonge mezen zullen een dag of 3 voor uitvliegen al door de vliegopening naar buiten kijken.
Meestal groenblijvende struiken en klimplanten ( Taxus, Liguster, Laurier, Vuurdoorn, Klimop, diverse coniferen, bamboe, Hulst e.d. ). De jongen vliegen daar naartoe wanneer ze voor het eerst het nest verlaten, en de ouders gebruiken het als uitkijk alvorens met voedsel het nest in te gaan.
Huismussen broeden in een los kolonieverband. Het nest wordt vooral gemaakt onder dakpannen, in gaten en kieren van gebouwen en in mussenkasten. Het slordige nest bestaat uit takjes, stro, veertjes en hondenharen.
"In de zomer wordt er volop gebroed en is er veel leven in de tuin", licht vogelexpert Gerald Driessens van Natuurpunt toe. "Nu de zomer erop zit, verlaten de vogels hun nest om elders naar voedsel te zoeken. Daarom zien en horen we ze minder."