Vandaar dat men bij klassieke muziektheorie vaak begint met de toonladder van C. Dat is makkelijk omdat er geen zwarte toetsen in voorkomen, dus ook in het notenschrift geen kruizen of mollen.
De C-sleutel is de enige sleutel die kan verschuiven op de notenbalk. Als het midden van de sleutel gelijk ligt met de middelste lijn, is het een altsleutel (vernoemd naar de altviool, niet naar de stemsoort alt). Ligt het midden een lijn hoger, dan is het een tenorsleutel (gebruikt door fagot, cello en trombone).
De eerste noot van een toonladder wordt de grondtoon genoemd. Een toonladder is een reeks van toonhoogtes met tussen iedere toonhoogte een bepaalde toonafstand. Zonder toonladder is het eigenlijk niet mogelijk om een nummer te componeren.
Wat betekent het als er in plaats van cijfers een 'C' staat? Voor twee veelvoorkomende maatsoorten is er een verkorte schrijfwijze. De C staat voor een vierkwartsmaat (4/4) en een C met een streep erdoor staat voor een 'gesneden vierkwartsmaat', ofwel een tweetweedemaat (2/2).
Halve en hele afstanden zijn belangrijke bouwstenen in de muziek. Je gebruikt halve afstanden voor notennamen met kruizen en mollen. Halve en hele afstanden worden gebruikt voor de opbouw van toonladders. Ook gebruik je ze voor het bepalen en maken van de verschillende soorten intervallen.
Je herkent een toonsoort op bladmuziek door te kijken naar het aantal kruisen of mollen aan het begin van iedere regel met noten. De term 'toonsoort' verwijst naar een bepaalde samenhang. Terwijl een 'toonladder' alleen een hele specifieke set aan tonen is. Muziekstukken hoeven geen toonsoort te hebben.
Het C akkoord (C majeur akkoord) is wellicht het meest gebruikte akkoord en wordt gespeeld door middel van drie vingers. We zetten de wijsvinger op snaar 2 (B- snaar) in het eerste vakje, de middelvinger op snaar 4 (D-snaar) in het tweede vakje en de ringvinger op snaar 5 (A-snaar) in het derde vakje.
In de geneeskunde worden als regel stemvorken gebruikt met een toonhoogte C en de frequentie van 128 Hz of 256 Hz (C1) of A1 van 440 Hz. voor onderzoek van het gehoor, zowel de beengeleiding als de luchtgeleiding.
C, symbool voor coulomb, de SI-eenheid van elektrische lading. c, symbool voor het voorvoegsel centi (1/100) in de natuurwetenschappen. C, aanduiding voor de warmtecapaciteit van een voorwerp. c, aanduiding voor de soortelijke warmte van een stof.
De toonladder van Cis krijgt dan 7 kruizen.
Deze uitvinding is te danken aan Guido van Arezzo. Hij voerde het hexachord in met de Guidonische lettergrepen: ut – re – mi – fa – sol – la. Deze lettergrepen komen van de beginlettergrepen van een hymne waarvan de eerste noot van iedere regel steeds een toon hoger begint.
Benaming van de stamtonen
In het relatieve systeem worden de tonen van een toonladder aangeduid met de namen do, re, mi, fa, so(l), la, si (of ti), do, waarbij elke toonnaam niet aan een vaste toonhoogte gekoppeld is. Dit do-re-mi representeert de prototypische majeurladder, en kan op elke toonhoogte gezongen worden.
C , ook do genoemd, is de naam van een van de stamtonen en de grondtoon van de toonladder in C-majeur (Do groot). In de westerse muziek wordt met de do meestal gerefereerd aan de centrale do of C4 (eengestreept octaaf).
Wanneer er geen voortekens staan genoteerd, is het muziekstuk geschreven in C-majeur of A-mineur. Wanneer er één kruis staat genoteerd, is het geschreven in G-majeur of E-mineur. Zo heeft elk aantal voortekens twee bijbehorende toonsoorten.
Altsleutel: De altsleutel, of C-sleutel, wordt minder vaak gebruikt, maar is essentieel voor instrumenten zoals de altviool. Deze sleutel geeft de positie van de noot C aan, en wordt geplaatst op de middelste lijn van de notenbalk.
Een kruis is een teken dat een noot een halve toon verhoogt. of mol in voorkomt; in majeur is dit C groot. Als je op de witte toetsen van de piano een toonladder speelt van C tot C, klinkt dat als een 'gewone majeurtoonladder', zonder dat je kruizen of mollen ('zwarte toetsen') nodig hebt.
Om precies te zijn: de A boven de middelste noot C van de piano. Die A is 440 Hertz. Een toon die bestaat uit 440 trillingen per seconde. Het was in Stuttgart in 1834 dat een stel Duitse natuurkundigen met behulp van een Tonometer bepaalden dat de beste A toch echt 440 Hertz moest zijn.
Bij De A mineur toonladder en het A mineur akkoord gaat het om de afstand tussen de A en de C. Ook hier zit 1 witte toets tussen. Maar in tegenstelling tot C majeur zit er maar 1 zwarte toets tussen. Dat betekent dat de afstand tussen A en C kleiner is dan tussen C en E.
Het C majeur piano akkoord, afgekort als C, wordt gevormd door de noten C, E en G samen te spelen. C majeur is opgebouwd uit de grondtoon C, de grote terts E en de kwint G uit de C majeur toonladder. De meest gebruikte vingerzetting is: duim, middelvinger en pink.
Vaak begin je met het A-akkoord, D-akkoord en E-akkoord. Daarnaast heb je ook nog het C-akkoord en G-akkoord. Het B-akkoord en het F-akkoord zijn de zogenaamde barré akkoorden. Alle open akkoorden hierboven leer je in het begin vaak in de majeur- (vrolijk) en de mineur (droevig) vorm.
Dit doe je door eerst de grondtoon van een melodie te leren horen. Daarna ga je de tonen van de melodie op een rij zetten, waarbij je de rij begint met de grondtoon. Deze volgorde van tonen is de toonladder van de melodie. Vervolgens kun je een overzicht maken met de akkoorden die horen bij jouw melodie.
Het is de noot waar alle andere noten als het ware naartoe verwijzen, of uit afgeleid zijn. Als een klassiek stuk de naam 'Prelude in D' heeft, dan is D ook de grondtoon van het hele muziekstuk. De bladmuziek is dan opgeschreven in de toonladder van D, en vaak bevat het slotakkoord van het muziekstuk ook de grondtoon.