Zwarte mezen komen in het grootste deel van Europa voor, behalve op IJsland en in Lapland. De noordgrens van de verspreiding ligt op ongeveer 65 graden noorderbreedte.
Koolmezen broeden in Nederland in bosrijke gebieden in de hoogste dichtheden, maar is ook aanwezig in kleine bosjes, parken en tuinen zo lang er nestgelegenheid en voedsel voorhanden is. Maakt veel gebruik van boomholtes, maar broedt ook in schuurtjes en vaak in nestkasten.
Wat eet de zwarte mees? De zwarte mees eet in het broedseizoen vooral insecten, spinnen, larven en rupsen. In het najaar en de winter staan vooral zaden op het menu (met een sterke voorkeur voor de zaden van fijnspar).
De koolmees, pimpelmees, kuifmees, glanskop, zwartkop, en de zwarte mees behoren tot de echte mezen.
Koolmezen leven vooral in bosrijke gebieden, maar ze zijn ook heel vaak te zien in tuinen met veel groene voorzieningen. Koolmezen bevinden zich het meest in het struikgewas, tussen houtwallen en houtsingels en eigenlijk overal waar bomen te vinden zijn. Koolmezen zijn niet schuw en eten soms pinda's uit de hand.
Het lijken misschien steeds dezelfde individuen, maar gedurende de winter zoeken koolmezen voedsel in groepen die van samenstelling kunnen wisselen. 's Nachts slapen de koolmezen individueel in nestkasten, indien die beschikbaar zijn. Zolang een koolmees niet verstoord wordt zal hij deze nestkast blijven gebruiken.
Ze zijn namelijk makkelijk als het gaat om een leefomgeving vinden en hebben het prima naar hun zin in het park, bosjes of tuinen. Ze verblijven graag in eiken- en beukenbossen. In gebieden waar bomen staan en tuinen waar groenvoorzieningen zijn, zie je praktisch altijd wel koolmezen.
De sperwer, bosuil en marter lusten wel een koolmees. Daarnaast komen ook de huiskatten wel eens met een koolmees thuis. Jonge koolmezen vallen vaak ter prooi aan ekster en gaai.
Beide vogeltjes hebben een gele buik, echter hebben de pimpelmeesjes vaak een wit kopje met blauw 'petje' en blauwachtige vleugels. De koolmees heeft veel meer zwart op het kopje, met witte wangen en mosgroene rug. De vleugels zijn ook blauw, maar meer tegen het grijze aan.
Nederlandse koolmezen zijn standvogels en overwinteren dus in ons land. In strenge winters overwinteren koolmezen uit Scandinaviƫ en Oost-Europa in grote aantallen in Nederland, maar ook nog zuidelijker.
De zwarte mees lijkt op de koolmees, maar is een stuk kleiner en veel bleker van kleur. Zwarte mezen hebben een klein kuifje, dat ze opzetten wanneer ze zich ergens druk om maken. In Nederland komen zwarte mezen vooral voor op de zandgronden.
Daarnaast zijn de huiszwaluwen heel nuttig voor de bestrijding van muggen in jouw buurt, omdat dit hun favoriete eten is. Ze vangen de muggen en allerlei andere insecten in volle vlucht boven water. De huiszwaluw heeft een blauwe kop en blauwe schouders.
Karakteristieke kenmerken. Het is de kleinste Europese mees, iets kleiner dan de pimpelmees. De zwarte mees komt het meest voor in gemengde en in naaldbossen. De zwarte Mees geeft in het voorjaar de voorkeur voor insecten en voor spinnen.
Richt je tuin vogelvriendelijk in: hang nestkastjes, plant besdragende struiken en nectarrijke bloemen die insecten aantrekken, bied seizoensgebonden voedsel aan. De koolmees is een holenbroeder die vooral in bomen zijn nestje maakt. Ook nestkastjes worden goed gebruikt.
Mezen zijn in hoofdzaak standvogels, die 's winters vaak in gemengde groepen met elkaar optrekken. Het zijn over het algemeen kleine zangvogels, waarvan we ~ vanwege hun levendige en behendige gedrag ~ vaak intensief kunnen genieten.
1 koolmees: om 8.37 uur. 3 pimpelmezen: 1 tussen 9 en 10 uur, 1 tussen 10 en 11 uur, 1 tussen 11 en 12 uur. 1 pimpelmees om 18.30 uur. 1 koolmees om 14.25 uur.
Verrassingsaanval Mezen hebben heel wat vijanden: roofvogels zoals valken en uilen en roofdieren zoals marters en katten en zelfs slan- gen.
Bij hoge uitzondering kan een koolmees de leeftijd van 10 jaar bereiken, maar gemiddeld leeft een koolmees nog geen 2 jaar. Kort na het uitvliegen en in de eerste winter gaan veel jongen dood.
Koolmezen vinden hun voedsel zowel op de grond als in struiken en bomen. Ze eten veelal insecten, zoals ook de eikenprocessierups.Maar ze eten ook graag zaden en noten. Met wintervoer zijn ze niet kieskeurig; zonnepitten, pinda's en vetvoer zijn zeer in trek bij de koolmezen.
Overdag vormen de koolmezen groepjes (vaak met andere soorten mezen, boomkruipers en goudhaantjes) en verplaatsen ze zich door het bos. Net voor zonsondergang gaan de koolmezen terug naar hun eigen nestkast om daar te slapen.
Voer bijvoorbeeld zaden, pinda's en vetbollen, maar ook rozijnen en appels.
Koolmezen bouwen hun nest graag in boomholtes. In tuinen zijn die natuurlijk een stuk moeilijker te vinden. Ze maken dan ook graag gebruik van nestkasten met een invliegopening van 30 tot 32 mm. Koolmezen vullen het nest aan met onder andere mos, droog gras, haar, wol en veren.
Het ideale moment om een nestkast schoon te maken is direct na het uitvliegen van de jongen, voor de volgende broed. Als dat niet lukt dan kunt u het beste wachten tot het najaar, wanneer de eerste nachtvorst is geweest.
Hang het vogelhuisje dus op een plek waar het huisje 's ochtends in de zon hangt, en zich 's middags in de schaduw bevindt. Om te voorkomen dat het niet in het huisje gaat regenen is het advies het huisje met de invliegopening naar het oosten of zuidoosten te hangen.