Een plant bestaat, net als alle andere organismen, uit een of meerdere cellen. Deze piepkleine cellen bestaan weer uit delen, de zogenoemd organellen. De cellen van planten of plantaardige cellen, bevatten de volgende organellen. Als eerste is er een celwand, die geeft versteviging aan de cel.
Overzicht van de plant
De plant bestaat verder uit bladeren, een stengel en wortels. De bladeren zorgen voor fotosynthese. De stengel draagt de bladeren, bloemen en vruchten. De wortels zorgen voor stevigheid en nemen water en mineralen op uit de bodem.
De plant en jij hebben gedurende de nachtrust beide zuurstof nodig voor dezelfde verbrandingsreactie. Planten kunnen met behulp van zonlicht uit de anorganische stoffen koolstofdioxide en water de organische stof glucose produceren. In dit grote organische molecuul is eigenlijk de zonne-energie opgeslagen.
Het hele proces om glucose te maken heet fotosynthese. Daarna binden glucosemoleculen samen om lange ketens te vormen genaamd cellulose. Cellulose wordt dan gebruikt om plantenstructuren te bouwen, zoals celwanden. Als meer cellen delen kunnen de bladeren, stengels en wortels van een plant groter groeien.
De plant maakt van het water glucose en van de koolstofdioxide zuurstof. De plant gebruikt dat om van te leven. Het overtollige zuurstof zet de plant weer de lucht in en dat ademt de mens weer in.
Planten zijn opgebouwd uit 3 delen : wortelstelsel, stengel (of stam) en bladeren.
Een plant kan groeien als de fotosynthese groter is dan de ademhaling van de plant. Fotosynthese is een proces in het bladgroen van de plant, waarbij hij lichtenergie wordt gebruikt om koolstofdioxide in koolhydraten om te zetten. Bij de ademhaling van de plant worden deze suikers verbrand.
Stikstof en calcium
Bouwstoffen zijn erg belangrijk voor de groei en gezondheid van een plant. Stikstof is bijvoorbeeld zo'n belangrijk bouwelement, en wel om de volgende redenen: Stikstof is nodig voor de ontwikkeling van de groene delen van een plant.
Planten nemen water op met hun wortels. Planten ademen zuurstofgas uit via hun huidmondjes in het blad. Planten maken van glucose zetmeel, vetten eiwitten en alle andere organische stoffen, die nodig zijn om te leven en te groeien. Om eiwitten te maken van glucose hebben planten mineralen uit de bodem nodig.
Planten (Viridiplantae binnen de Archaeplastida, oorspronkelijk Plantae) zijn organismen die zich niet kunnen voortbewegen en die fotosynthese vertonen.
In het bladmoes vindt namelijk fotosynthese plaats. Fotosynthese is ingewikkeld, maar heel belangrijk. Bij fotosynthese wordt de stof glucose gemaakt. Glucose is een belangrijke stof voor planten.
Planten en onderdelen van planten zijn naast glucose ook opgebouwd uit zetmeel, vetten en eiwitten. In de voortgezette assimilatie zijn groene planten in staat de benodigde bouw- en brandstoffen te produceren uit glucose.
Planten kunnen beter zien dan de mens: planten zien een breder kleurenspectrum. Wij zien de wereld van blauw tot rood, terwijl planten zien van UV-B tot verrood. De kleur van het licht bepaalt de reactie van een plant. Bladeren absorberen met hun pigment rood en blauw licht en weerkaatsen zogenoemd verrood licht.
De wortels zorgen ervoor dat de plant stevig in de bodem zit en water en voedingsstoffen uit de bodem kan opnemen. Water en voedingsstoffen worden opgenomen via de wortelharen, de kleinste vertakkingen van de wortels. Vanaf de wortels stroomt het water, samen met de voedingsstoffen, naar de plekken waar ze nodig zijn.
In plantenvoeding zitten verschillende stoffen, zoals stikstof, fosfor, kalium, magnesium en calcium. Deze stoffen zijn samen nodig om de gezondheid van de plant op pijl te houden. -Of als de plant vatbaarder is voor beestjes en ziektes.
Een bloem is het deel van een plant waarin de organen voor geslachtelijke voortplanting bij elkaar staan. Bloemen zijn kenmerkend voor planten die tot de bedektzadigen (Angiospermae) of bloemplanten (Anthophyta) behoren. Bloemen zijn alleenstaand, of staan min of meer gegroepeerd in kenmerkende bloeiwijzen.
suikers/sugars. Glucose (=druivensuiker) wordt in bladgroenkorrels gemaakt van koolstofdioxide en water. Planten maken van glucose als basisstof alle andere organische stoffen die voor levende wezens noodzakelijk zijn. Levende cellen hebben energie nodig om arbeid te verrichten.
Planten bevatten per gewichtseenheid weinig eiwitten, veel minder dan dieren. Rupsen bevatten meer eiwitten dan planten en ze groeien ook nog snel. Er is dus veel eiwit nodig.
Eiwit is een voedingsstof, net als koolhydraten en vet. Eiwit levert (energie) calorieën en aminozuren. Aminozuren zijn bouwstenen voor het eiwit in lichaamscellen. Een ander woord voor eiwit is proteïne.
Stikstof (N) is onmisbaar voor de vorming van de groene delen en plantaardige eiwitten in een plant. Bovendien is het belangrijk bij de aanmaak van bladgroen, wat de plant nodig heeft om energie uit zonlicht te halen. Planten nemen stikstof op in de vorm van nitraat, ammonium en aminozuren uit de bodem.
Speciale cellen in de bladeren van planten genaamd fotosynthetische pigmenten kunnen lichtenergie veranderen in chemische energie. Deze chemische energie wordt vervolgens gebruikt om koolstofdioxide (CO2) en water (H2O) om te zetten in suikers zoals glucose. Hierbij komt zuurstof (O2) vrij als afvalstof.
Ieder blad heeft allemaal hele kleine mondjes op zijn onderkant, daarmee ademt het blad koolstofdioxide in en zuurstof uit. Mensen en dieren doen dat juist andersom, die ademen dus zuurstof in en koolstofdioxide uit. Een plant zuigt water op uit de grond en dat water gaat naar de bladeren.
Planten hebben zonlicht nodig om te groeien! Plantjes die op een zonnige plek staan groeien sneller, worden groter en geven een betere oogst. In een kasje groeien je plantjes sneller, want vaak is de temperatuur net wat hoger en droogt de bodem minder snel uit.
Gemiddeld leven kamerplanten 2 tot 5 jaar. Hierna stoppen planten met bloeien en kun je het beste investeren in een andere plant.
Planten halen hun energie uit zonlicht.Met die energie zetten ze in de bladgroenkorrels water en CO₂ om in zuurstof en glucose.Glucose voedt de plant en zorgt ervoor dat die groeit. Dit proces heet fotosynthese.