Deze bloedgroep is dus zeldzaam, maar er zijn wel veel mensen die deze bloedgroep kunnen ontvangen van donors. Mensen met bloedgroep A-positief, A-negatief, AB-positief en AB-negatief kunnen bloed ontvangen van iemand met bloedgroep A-negatief.
Een donor met bloedgroep AB noemen we 'de universele ontvanger'. Deze donor kan uitsluitend aan een patiënt met bloedgroep AB doneren. Wanneer een patiënt met bloedgroep AB zelf een orgaan nodig heeft, kan hij ontvangen van de bloedgroepen A, B, AB en 0.
Zeldzaamste bloedgroepen
AB is de zeldzaamste bloedgroep. Donoren met de bloedgroep AB-positief ontvangen iets minder vaak een oproep, juist omdat dit een relatief zeldzame bloedgroep is en er dus minder vraag naar is. Bloedgroep AB-positief kan over het algemeen van iedereen bloed ontvangen.
Genen van ouders bepalend
Iedereen heeft één van de volgende bloedgroepen: A, B, O of AB. Je bloedgroep erf je van je ouders. Je vader en moeder geven ieder één kopie van het bloedgroep-gen aan jou door.
Rhesusfactor betekenis
Als de factor ontbreekt, ben je rhesus negatief. Dit is bij de andere 15% van de mensen het geval. Of je Rh-positief of Rh-negatief bent, is erfelijk bepaald. In jouw DNA zit één kopie van de rhesusfactor-genen van je moeder en één kopie van je vader.
Als uw bloedgroep Rhesus D negatief of Rhesus C negatief is, kan uw lichaam antistoffen gaan aanmaken tegen het bloed van uw kindje. Tijdens de zwangerschap kan bloed van het kind in het bloed van de moeder komen. Bij de geboorte is de kans dat dit gebeurt zelfs vrij groot.
Mensen die tot de bloedgroep O behoren, worden ook wel 'universele donors' genoemd omdat ze hun rode bloedlichaampjes aan gelijk welke ontvanger kunnen doneren. De bloedgroep O- wordt voornamelijk gebruikt in noodgevallen.
Bloedgroep 0 is de koning der bloedgroepen
Onderzoek wees namelijk uit dat mensen met bloedgroep A, B en AB 15% meer risico lopen te overlijden aan hart- en vaatziekten dan diegenen met bloedgroep 0. Bovendien lijkt het erop dat bloedgroep 0 je lichaam ook beschermt tegen kanker.
Tijdens de zwangerschap kan bloed van het kind in het bloed van de moeder komen. Bij de geboorte is de kans dat dit gebeurt zelfs vrij groot. Als het kind een andere bloedgroep heeft dan de moeder, kan de moeder antistoffen maken tegen de bloedgroep van het kind. Het kind kan dan bloedarmoede krijgen.
36,6% van de Nederlandse bevolking heeft bloedgroep A-positief (A+). Deze bloedgroep komt dus vaak voor. Als je bloedgroep A-positief hebt, dan kunnen patiënten met bloedgroep A-positief en AB-positief jouw gedoneerde bloed ontvangen.
Bij zwangere vrouwen wordt de Rhesus D-bloedgroep bepaald. Vrouwen met bloedgroep Rhesus D-negatief krijgen tijdens de zwangerschap extra aandacht. In Nederland is ongeveer 15% van de inwoners RhD -negatief (zij zijn zelden tegelijkertijd ook Rhc-negatief).
'Bloedgroep O, Rhesus D negatief (in de volksmond O negatief, afgekort O RhD) is de bloedgroep die in nood aan bijna alle patienten veilig gegeven kan worden', legt Ligthart uit. Mensen met bloedgroep O RhD negatief kunnen alleen bloed ontvangen van hun eigen bloedgroep.
Een vader en moeder geven ieder één kopie van het bloedgroep-gen aan hun kind door. Dit kan een A, B of O zijn. Samen bepaalt dit welke bloedgroep het kind heeft; A, B, AB of O. Je hebt dus altijd twee bloedgroep-genen.
Er zit goud in je bloed
Het lichaam bevat zo'n 0,2 milligram goud – waarvan het grootste deel zich in je bloed bevindt. Even snel rekenen: om een gouden ring van 8 gram te kunnen maken, moet je dus het bloed van 40.000 mensen aftappen.
Patiënten met bloedgroep A-positief en AB-positief kunnen jouw bloed ontvangen. Patiënten met bloedgroep A-positief, A-negatief, AB-positief en AB-negatief kunnen jouw bloed ontvangen. Patiënten met bloedgroep B-positief en AB-positief kunnen jouw bloed ontvangen.
Het AB0-bloedgroepensysteem
Het A-allel geeft bloedgroepantigeen A, het B-allel geeft bloedgroepantigeen B en het 0-allel is een recessief allel, dat niet in een bloedgroepantigeen resulteert. De allelen A en B zijn dominant ten opzichte van 0 en co-dominant ten opzichte van elkaar.
Zo'n 15% van de Nederlandse vrouwen is rhesus-D negatief en zo'n 18% is rhesus-c negatief. Dit wordt bepaald door middel van een bloedtest in het eerste trimester van de zwangerschap. Als hieruit rhesus negatief komt, volgt er nog een bloedtest in week 27 om de rhesusfactor van je baby te bepalen.
Je bloedgroep is erfelijk bepaald. Je wordt er mee geboren en je houdt hem de rest van je leven. Toch kan het gebeuren dat je bloedgroep verandert. Na een stamceltransplantatie krijgen patiënten namelijk de bloedgroep van de donor.
' (zonder dat er naalden aan te pas hoeven te komen) is met behulp van een DNA-test. In je DNA is namelijk met enige mate van zekerheid te zien welke AB0-bloedgroep je hebt. Een DNA-test geeft echter geen 100 procent zekerheid over je bloedgroep.
Bloedgroep A
Bij deze bloedgroep wordt het advies gegeven om vooral plantaardige producten, peulvruchten en granen, groenten, tofu, fruit, sappen, water met citroen, rode wijn, koffie en thee te nemen. Producten die zeer beperkt zijn toegestaan: vlees, vis en schaaldieren en zuivel.
Bloedgroep O was van de jager-verzamelaar, de oudste mens. Bloedgroep A zou volgens hem zo'n 20 duizend jaar geleden ontstaan zijn en zou passen bij de agrariër, de sedentaire mens die vooral groente verbouwde. Later ontstond toen bloedgroep B die meer paste bij boeren met melkvee.
Zo hebben Latijns-Amerikanen vaker bloedgroep O en komt bloedgroep A meer voor bij Afrikanen en Scandinaviërs, terwijl (de zeldzame) bloedgroep B dan weer vaker in Azië te vinden is.
Ook je bloedgroep bepaalt of een mug zich tot je aangetrokken voelt of niet. Uit onderzoek blijkt bijvoorbeeld dat muggen mensen met bloedgroep O twee keer zo aantrekkelijk vinden als mensen met een andere bloedgroep.
Je mag bloed geven aan iedereen ongeacht de bloedgroep, maar mag zelf enkel bloed ontvangen van O-.
Deze antistoffen kunnen het bloed van het kind afbreken. Het kind krijgt dan bloedarmoede. De officiële naam voor deze ziekte is 'hemolytische ziekte van de foetus en pasgeborene ( HZFP hemolytische ziekte van foetus en pasgeborene (hemolytische ziekte van foetus en pasgeborene))'. We noemen het ook wel Rhesusziekte.