Bomen en struiken krijgen het liefst stikstof in ammoniumvorm (NH4+), terwijl nitraat (NO3-) de voorkeursvorm is van alle andere planten. Daarnaast kunnen planten en bomen ook stikstof uit complexe moleculen opnemen, zoals aminozuren en zelfs eiwitten.
Bomen en planten hebben stikstof nodig om te groeien. Nu is het zo dat er te veel stikstof in de lucht zit. Dat is geen probleem want bomen en planten nemen dit op en zetten het om in zuurstof. Méér stikstof betekent snellere groei en ondergroei.
Vooral de vorming van de bladeren vraagt veel stikstof. Meer biomassa betekent meer energie door fotosynthese. Dit resulteert in een hogere opbrengstpotentie. Stikstof stimuleert het proces van celdeling en cel strekking en verlengt de groeiperiode.
Planten die van stikstof houden, zoals grassen, brandnetels en bramen, groeien extra hard. Zo verdringen ze kwetsbare planten. Insecten, vogels en andere dieren die afhankelijk zijn van deze planten verdwijnen daardoor ook. Open gebieden zoals stuifzand en heide groeien sneller dicht tot bos.
Emissie (uitstoot)
De belangrijkste bronnen van stikstofoxiden zijn het verkeer, energiecentrales en de industrie. Ammoniak komt vooral uit de landbouw, maar ook het verkeer en mensen produceren ammoniak. Boeren gebruiken mest omdat het zorgt voor een betere plantengroei en hogere gewasopbrengsten.
“De stikstofemissie is vooral in bepaalde gebieden erg hoog, vooral in noordwest-Duitsland, waar relatief veel veehouderij is”, legt Ehlers uit. Maar omdat Duitsland een veel groter landoppervlakte heeft dan Nederland, is de uitstoot relatief minder.
De meeste planten kunnen stikstof alleen in minerale vorm uit de bodem opnemen. Verbindingen met stikstof komen ook voor in explosieven. Veel chemische verbindingen zoals ammoniak, salpeterzuur, nitraten en cyaniden bevatten stikstof.
' Zogeheten vlinderbloemige, eiwitrijke planten zoals peulen, linzen, bonen, erwten of soja, hebben daar een slimme oplossing voor bedacht: ze werken samen met rhizobiumbacteriën. De planten maken speciale orgaantjes, zogeheten wortelknolletjes, waarmee ze die bacteriën kunnen opnemen in hun eigen cellen.
In Nederland stoot de landbouw volgens het RIVM al decennia de meeste stikstof uit, gevolgd door industrie en verkeer. Zeker in de buurt van Natura 2000-gebieden is dat een probleem. De meeste uitstoot van ammoniak komt dan wel van de boeren, maar ze zijn zeker niet de enige die ammoniak uitstoten.
Zolang bomen groeien, en dat doen ze hun hele leven, nemen ze koolstofdioxide op en geven ze zuurstof (O2) af. De koolstofdioxide die bomen voor hun groei nodig hebben is normaal gesproken voldoende beschikbaar in onze lucht, maar een hoger gehalte aan CO2 in de lucht kan de groei enigszins bevorderen.
's Nachts draait het hele proces om. Dan nemen bomen zuurstof op en ademen zij koolstofdioxide uit. Bomen gebruiken 's nachts zuurstof om de opgeslagen suikers te kunnen verbranden en met de vrijgekomen energie kunnen ze groeien. Door bomen aan te planten vullen we het tekort aan zuurstof aan.
Planten die goed zijn aangepast aan een stikstof-rijke bodems (stikstofminnende planten), zoals grassen, bramen en brandnetels hebben dan een voordeel. Ze kunnen sneller groeien dan planten die juist zijn aangepast op stikstof-arme bodems.
Een boom neemt ongeveer 25 kg CO2 op per jaar
Dit is gebaseerd op de schatting dat één kubieke meter hout net iets minder dan een ton CO2 absorbeert. Maar eigenlijk neemt een boom gemiddeld tussen de 10 en 40 kg CO2 op per jaar, afhankelijk van een heleboel factoren.
Staan in de top 10: vlinderstruik (Buddleja davidii), gelderse roos (Viburnum opulus), haagbeuk (Carpinus betulus), steeneik (Quercus ilex), wollige sneeuwbal (Viburnum lantana), Japanse bottelroos (Rosa rugosa), meelbes (Sorbus aria), witte paardenkastanje (Aesculus hippocastanum), douglasspar (Pseudotsuga menziesii) ...
De invloed van de mens op de productie van reactief stikstof heeft gevolgen voor het klimaat. Direct doordat het leidt tot de productie van lachgas (N2O), een broeikasgas met een ongeveer driehonderd keer sterker effect dan het broeikasgas koolstofdioxide.
Bomen halen CO2 uit de lucht en vormen die via fotosynthese om tot zuurstof en plantmateriaal. Fotosynthese is het proces waarbij planten, onder invloed van zonlicht, water en koolstofdioxide omzetten in glucose (C6H12O6) en zuurstof. Bomen nemen het water op uit de bodem met hun wortels.
Als je een persoonlijk zuurstofbos aanplant, is de eik een goede keuze. Deze snelgroeier slaat in zijn eerste zestig levensjaren elk jaar gemiddeld 31 kilogram koolstof op. Dat staat gelijk aan de productie van zo'n 83 kilo zuurstof. Vier eiken produceren jaarlijks dus genoeg zuurstof om jou te laten ademen.
Maar het is waar. Een persoon in rust ademt per etmaal meer dan 5000 liter stikstof uit.
Waar komt de meeste stikstof vandaan? Twee derde van de stikstofdepositie wordt in Nederland zelf veroorzaakt, aldus schattingen van het RIVM: met name door landbouw, verkeer en industrie. Van die sectoren draagt de landbouw verreweg het meeste bij aan de hoeveelheid stikstof in de natuur.
Stikstofgebrek kan ontstaan door het onderwerken van stro en houtsnippers omdat voor de afbraak van deze stoffen, de bacteriën stikstof onttrekken aan de bodem. Compost en dierlijke mest, bloedmeel en hoornmeel zijn natuurlijke bronnen van stikstof. Bloedmeel en hoornmeel zijn verkrijgbaar in poedervorm.
De Rhizobium-bacterie haalt stikstof uit de lucht voor de plant, die deze voedingsstof nodig heeft voor groei en fotosynthese.
Daardoor groeien sommige planten beter dan andere. Maar door te veel aan stikstof verdwijnen planten. Net als dieren die daar van eten. Dat is een grote bedreiging voor de biodiversiteit.
Stikstof is een scheikundig element en CO2 een scheikundige verbinding. Een chemisch element is niet meer splitsbaar. Dat is anders met CO2, wat een verbinding is van het element koolstof (de letter C) met twee elementen zuurstof (de letter O).
Dat komt vooral omdat Nederland klein en dichtbevolkt is. In landen als Frankrijk of Italië zit er veel meer ruimte tussen landbouwbedrijven en natuurgebieden, en omdat natuurgebieden er veel groter zijn, wordt de kritische depositiewaarde er minder makkelijk overschreden.