Pak een multimeter en meet op je stopcontact tussen fase en randaarde; je moet dan ongeveer 230 volt meten. Meet vervolgens tussen fase en nul en je moet hetzelfde meten. Meet je tussen nul en randaarde moet je (bijna) nul volt meten. Meet je dit niet dan is de randaarde niet aangesloten.
Je doet legt een gekende stroom aan tussen je aardpen en de hulpelektrode. vervolgens meet je de spanning tussen aardelektrode en een 2e hulppen. Deze pen verplaats je minimaal 3x. De waarde van elke meting mag niet meer dan 20% verschillen.
Aardpen aansluiten zelf doen? Je kan zonder probleem zelf een aardpen aansluiten, net zoals je zelf je meterkast kan aansluiten. Hou er uiteraard wel rekening mee dat de aardpen verbonden moet zijn met het elektrisch circuit en dat je de aardpen dieper dan tien meter in de grond moet slaan.
1) Stop de stekker in het stopcontact. 2) Stop de stekker andersom in het stopcontact. Slaan bij beide test de aardlek door, dan is hij goed beveiligd. Brandt de lamp bij 1 van de 2 tests je lamp, dan is je aarde verkeerd aangesloten!
Het aarden van je verlichting maakt armaturen veiliger.
Zou je dat armatuur aanraken, terwijl er geen aardedraad aanwezig is, dan zal de elektriciteit via jouw lichaam de snelste weg naar de aarde zoeken.Je krijgt een elektrische schok! Aarding zorgt ervoor dat de spanning via de aardedraad wegloopt.
Aardingsweerstand, ook wel spreidingsweerstand genoemd, is de contactweerstand van de aard-elektrode of aardingslus met de omliggende aarde. Dit moet om veiligheidsredenen zoals blikseminslag zo klein mogelijk zijn. Binnen een huishoudelijke installatie mag de weerstandswaarde nooit groter zijn dan 30 Ohm.
U kunt de karakteristieke lekstroom bij 50 Hz alleen meten met een stroomtang die voorzien is van een doorlaatfilter met een kleine bandbreedte, die stromen bij andere frequenties verwijdert. Wanneer de belasting aangesloten (ingeschakeld) is, bevat de gemeten lekstroom de lekstroom in belastingsapparatuur.
Volgens de NEN 1010 moeten de draden een diameter van 6 mm² te hebben. Leg je de aarddraad in een leiding dan volstaat 4 mm².
De spanning tussen de fasen is 220 à 230 volt. De spanning tussen de fase en de aarde is 127 à 133 volt. Om het stroomverbruik te kunnen meten op een dergelijk net, wordt vaak de Aronschakeling (2 wattmetermethode) gebruikt.
De aansluiting ligt binnen de gestelde grenswaarde voor de afstand tot de transformator. Men vindt als maximum voor de weerstand naar aarde 1,9 ohm.
Een multimeter is een gereedschap waarmee je elektrische spanning, stroom en weerstand kunt meten. Het is dus eigenlijk een combinatie van een voltmeter, ampèremeter en ohmmeter.
Een digitale multimeter is een meetinstrument waarmee u twee of meer elektrische waarden kunt meten – met name spanning (volt), stroom (ampère) en weerstand (ohm). Het is een standaard diagnosehulpmiddel voor technici op het gebied van elektrotechniek en elektronica.
De kleurcodering van de draden voor netspanning zijn: blauw = nul, bruin = fase, geel/groen = aarde. Daarnaast is er nog zwart, dat is een geschakelde fase-draad (kan dus wel of geen fase bevatten).
De nuldraad (blauw) is de draad waar geen spanning op staat en zorgt er voor dat bij het gebruik van elektrische apparaten een gesloten stroomkring ontstaat.
3-fasen is niet hetzelfde als krachtstroom
Maar het is niet hetzelfde. Een krachtstroomaansluiting levert 400V en wordt gebruikt voor zware industriële apparaten. Met een 3-fasen aansluiting kun je meer stroom verbruiken dan een 1-fase aansluiting, maar wel gewoon op 230V.
Steek de hoofdaardleiding tussen de aardelektrode en de schuine kant van de aardklem; De hoofdaardleiding moet ongeveer 10 mm door de klem heensteken; Draai de bout van de elektrodeklem goed vast met een passende ring/steek sleutel; Breng de hoofdaardleiding naar de meterkast.
Aardedraad (Geel/Groen)
De aardedraad is geel/groen van kleur. Zoals de naam als zegt heeft dit stroomdraad als functie om elektrische apparaten, die aangesloten zijn op een stopcontact, in contact te stellen met de aarde. Dit maakt aardedraad de enige stroomdraad waar normaliter geen spanning op staat.
Het is de bedoeling dat je de aardedraad aansluit wanneer je armatuur een geel-groene draad heeft en wanneer er geel-groene bedrading in de centraal doos zit. Deze is meestal aangesloten in het midden van de kroonsteen. De kroonsteen is een blokje waarin elektriciteitsdraden met elkaar in verbinding worden gebracht.
Op elke aardlekschakelaar en aardlek automaat zit een testknop. Wanneer je op de testknop drukt dan moet de schakelaar van de aardlekbeveiliging omslaan. Test je de aardlekschakelaar en de schakelaar gaat niet om, dan moet je de aardlekschakelaar vervangen.
Je spoort het apparaat op door alle stekkers van de apparaten in die groep uit het stopcontact te halen.Vervolgens steek je een voor een de stekkers weer in het stopcontact. De stekker waarbij de aardlekschakelaar of zekering eruit springt, is de boosdoener en de veroorzaker van de stroomuitval.
ANTWOORD: Volgens de NEN1010 mogen er MAXIMAAL 4 groepen achter één aardlekschakelaar 30mA. TOELICHTING: Bij een te hoge lekstroom wordt de aardlekschakelaar aangesproken. Wanneer je 5 of meer eindgroepen hebt is de som van de maximale acceptabele lekstroom zo hoog, dat deze waarde de schakelaar kan doen afslaan.
De aardingslus wordt geplaatst op minimum 60 cm onder het maaiveld en moet rond het volledige gebouw geplaatst zijn. De lus wordt in een groef gelegd onder de funderingsplaat (zool) doch zonder contact te hebben met het beton. De beide uiteinden van de lus dienen bereikbaar te blijven.
Schone aarding
Deze aarding staat los van veiligheidsaarding. Schone aarding wordt vaak toegepast om spanningsverschillen en storende invloeden tussen apparaten onderling te voorkomen. Computersystemen en meetinstrumenten vragen vaak om schone aarding. Deze elektronica is erg gevoelig voor invloeden van buitenaf.
In een stroomstelsel geeft de eerste T aan dat het sterpunt van de secundaire wikkelingen van de transformator met aarde is verbonden. De tweede T betekent dat er een onafhankelijk aardpunt bij de gebruiker is, dus een TT stelsel. Ontbreekt dit onafhankelijke aardpunt dan is de tweede letter een N, dus een TN stelsel.
Als je pech hebt, is er geen aardedraad aanwezig in de centraaldoos. Dan zal je een aardedraad naar de groepenkast moeten brengen. Per groep moet er een eigen een aardedraad naar de dichtstbijzijnde centraaldoos van de groep in kwestie worden gebracht.