Wordt een CC-led verkeerd aangesloten, dan brandt de led in het algemeen door zodra de stroom wordt aangesloten. Wordt een CC-led aangesloten op het moment dat er al stroom op de kring staat, dan is schade aan een of meer leds aannemelijk.
Specialist Elektra
Voor de werking maakt het niets uit. Maar de nul zit normaal op de schroefdraad van de fitting en de spanning op de stift, dit voorkomt dat je bij uitdraaien van een lamp onder spanning kan komen. Een aardlek kan altijd weigeren!
De Anode is de positieve kant (+) en de Cathode (of Kathode) de negatieve kant (-). Een mooi en makkelijk ezelsbruggetje om dit te onthouden is het woord KNAP, Kathode Negatief Anode Positief. Sluit je een LED verkeerd om aan dan zal deze dus geen licht geven.
Hoe sluit je LED verlichting aan? LED lampen kunnen verschillende voltages hebben. Wanneer u een lamp heeft met 230V, kunt u deze direct op het stopcontact aansluiten. Maar wanneer u een lamp heeft met 12V, 24V, 350mA of 700mA, dan heeft u een driver of transformator nodig.
De meeste gewone trafo's voor halogeenspotjes 12 Volt geven wisselspanning (AC). Een LED-trafo daarentegen geeft gelijkspanning (DC), zodat de LED-lamp een stabiele voeding heeft.
Een Light Emitting Diode of led heeft twee aansluitingen; de anode en de kathode (zie afbeelding 01). De anode is de plus aansluiting en de kathode is de min aansluiting. De aansluitdraad van de anode (+) is langer dan de aansluitdraad van de kathode (-).
Meet met de plus-pen van de meter aan de contacten van de achtereenvolgende leds, te beginnen bij het onderste exemplaar. Zolang je de dwarsligger nog niet bent gepasseerd, zal de meter (bijna) nul aangeven. Zodra je echter het omgedraaide of kapotte exemplaar voorbij bent, zie je de spanning een sprong maken.
De aansluitplicht werkt twee kanten op. Dit betekent dat deze geldt voor zowel de afname van stroom als het leveren van (duurzame) energie aan het net.
Bij traditionele LED verlichting, en dan hebben we het over standaard lampen, is het niet mogelijk om de kleur van de LED verlichting zelf te veranderen. Dit heeft te maken met de manier waarop de kleur wordt geproduceerd. Dit gebeurt door middel van een halfgeleiderelement, dat de kleur bepaalt.
Over de led zal een spanning vallen, afhankelijk van het type led zo'n 1,1 V voor infrarode leds tot wel 3,5 V bij witte en blauwe leds (zie grafieken hiernaast). De standaardstroom door een led is 20 mA continu, maar de meeste leds kunnen 10-30 mA verwerken.
Bruin of zwart maakt niet uit. Ze mogen aan elkaar.
De bruine (of zwarte) fasedraad sluit je aan op ingang 'L1'. De blauwe nuldraad plaats je in de opening waar 'L2' bij staat. Er zijn nu nog twee opening over in het midden van de schakelaar. Deze zijn bedoeld voor de draden die naar de lamp of het elektrische apparaat lopen.
Of u nu LED-verlichting moet aarden of niet, hangt dus enkel af op welke spanning uw LED-lamp dient aangesloten te worden: Een LED-lamp die werkt met een armatuur op 230 V dient wel aangeloten aan de aardingsgeleider. Een LED-lamp die werkt met een armatuur op 12 V dient niet aangeloten aan de aardingsgeleider."
Zoals eerder ook al gemeld: stroom loopt altijd van + naar - . Als men het ineens over geladen deeltjes heeft dan zijn het feitelijk negatief geladen elektronen die van - naar + lopen. (negatieve deeltjes worden door negatieve lading afgestoten, dus een - deeltje zal van een - pool naar een + pool gaan).
De bruine draad is de fasedraad en zorgt voor de stroomtoevoer. Hier staat altijd spanning op. De blauwe draad zorgt voor de afvoer van stroom.
Elektrische stroom stroomt altijd van de plus naar de min kant van een spanningsbron. Dit is dus tegengesteld aan de elektronen die door een draad stromen, die gaan van min naar plus!
Als leds op een voeding worden aangesloten die meer levert dan de hierboven genoemde voltages dan is er een voorschakelweerstand nodig. Overigens is het aan te bevelen altijd een weerstand voor een LED te plaatsen. Dit om te zorgen dat de stroomopname beperkt blijft zodat de LED niet doorbrandt.
Je kan met een multimeter ook een batterij controleren, bijvoorbeeld een van 1,5 volt. Accu meten. Zwarte meetsnoer in COMM en de en de rode in V, je kan dan spanning met op de pollen. Tussen de 12,3 en de 12,7 Volt is de accu vol en bij 11,6 is de accu leeg.
Kies daarom altijd voor een directe aansluiting op 220/230V. Je kunt kiezen voor spotjes met een los LED lampje, spots met een externe driver en spots met een interne driver. Vooral dat laatste is heel interessant wanneer je geen ruimte in het plafond hebt voor een trafo.
Als de lampen flikkeren, dan heeft u in de meeste gevallen last van lekspanning. Lekspanning ontstaat doordat de stroomleiding van de LED lampen in de buurt loopt van een andere stroomleiding met een hoge spanning. Omdat LED verlichting nauwelijks stroom nodig heeft, stroomt er een lage spanning door deze leiding.
LED armaturen en de aansturingselektronica (drivers) kunnen van nature niet goed tegen warmte. En al helemaal niet tegen blootstelling aan langdurige warmte.