Onderzoekers uit Zweden en Finland ronden vandaag nieuw onderzoek af naar het zinken van de veerboot MS Estonia in 1994, met 852 doden de grootste Europese scheepsramp sinds de Tweede Wereldoorlog.
Een boot zinkt natuurlijk niet zomaar. In Nederland zijn er steeds meer oude pleziervaartuigen. Deze worden niet meer gebruikt en blijven dagen, maanden of zelfs jaren liggen aan de waterkant. Natuurlijk hartstikke zonde, want deze bootjes kunnen in de meeste gevallen een tweede leven krijgen.
De kans dat een schip zinkt is klein.
Klein die achter de site Cruise Junkie zit, zijn er tussen 1979 en 2013 tientallen passagiersschepen gezonken. The New York Times stelt echter dat er maar 16 cruiseschepen zijn gezonken tussen 1980 en 2012.
Een zware boot zinkt als zijn gewicht niet voldoende verdeeld is, want dan kan het water niet hard genoeg terug duwen. Maar als diezelfde last over voldoende oppervlakte verdeeld is, blijft hij drijven.
Doordat een scheepsromp hol is, is de dichtheid van het schip lager dan de dichtheid van water. Daardoor kan het volume water, dat door de ondergedompelde holle scheepsromp ingenomen wordt, toch evenveel wegen als het schip zelf en kan het schip drijven.
In de periode 2010 tot 2019 zijn er wereldwijd 39 bulkcarriers verloren gegaan, waarbij 173 zeevarenden het leven hebben verloren. Dat blijkt uit het Bulk Carrier Casualty Report 2019 van brancheorganisatie Intercargo.
Cruiseschepen zijn ook heel zwaar, maar blijven toch drijven omdat deze schepen vol met lucht zitten. Als er ergens lucht in zit, blijft het drijven. Het drijfvermogen noemen we de Wet van Archimedes.
Om te kunnen blijven drijven, dient de opwaartse kracht op het lichaam gelijk te zijn aan het eigen gewicht. Om in dezelfde toestand te blijven liggen, dienen de opwaartse kracht en het gewicht boven elkaar te liggen. Het gewicht of deplacement Δ van het schip grijpt aan in G, het scheepszwaartepunt.
De tegenkracht van het water noemen we de opwaartse kracht. Als die opwaartse kracht sterk genoeg is blijft het voorwerp drijven, en als de opwaartse kracht van te klein is zinkt het voorwerp.
Wat vooral erg goed helpt, is het oefenen van het drijven. Kinderen leren drijven als een zeester door op de rug de armen en benen te spreiden, de buik naar boven te duwen, naar het plafond kijken en de oren onder water te houden. Op de buik doen ze dit juist andersom met het gezicht onder water.
Kapseizen is het omslaan van een boot. Meestal is dit het gevolg van het verschuiven van zware lading in het schip, waardoor het schip slagzij maakt en uiteindelijk kan omdraaien. Ook golven opgewekt door andere schepen of de wind kunnen leiden tot kapseizen van het schip.
Wanneer het waait gaat de boot wel een beetje schuin, maar dat hoort zo. Wanneer het hard waait gaat de boot wat verder schuin maar kan nog steeds niet omslaan. Onder water zit namelijk een hele zware kiel aan de boot.
Tegenwoordig komt zeeziekte veel minder voor dan vroeger. Op moderne cruiseschepen is de kans op zeeziekte zeer klein. Hier vindt u meer informatie over zeeziekte en het voorkomen ervan. Het risico om zeeziek te worden wordt door een aantal factoren geminimaliseerd.
Om met uw boot op zee te varen heeft u Vaarbewijs 2 nodig. Dit wordt ook wel Klein Vaarbewijs II genoemd. Met Vaarbewijs 2 mag u ook op de grotere wateren en kustwateren varen. Dit zijn dus grotere meren en de zee, zoals de Waddenzee, het IJsselmeer, het Markermeer, het IJmeer en de Oosterschelde en Westerschelde.
Op het water geldt voor snelle motorboten een landelijke maximumsnelheid van 20 km/h, tenzij ter plekke iets anders is aangegeven. Er zijn veel plaatsen waar de snelheid afwijkt. Op brede rivieren en grote meren mogen kleine schepen vaak sneller varen.
De hoge opbouw bestaat voor een groot deel uit lucht. De schepen hebben geen bijzonder hoog zwaartepunt of andere eigenschappen die de stabiliteit nadelig beinvloeden.
Zo zullen er vormen worden gemaakt die in zout water wel drijven en in zoet water niet. Of iets blijft drijven of zinkt in water hangt af van hoe zwaar het is, maar ook van hoe zwaar het water is. Als iets lichter is dan water dan drijft het, als iets zwaarder is dan water zinkt het.
Voorwerpen met een kleinere dichtheid dan de vloeistof waarin ze liggen, zullen blijven drijven. Voorwerpen met een groter dichtheid dan de vloeistof waarin ze liggen, zullen zinken. Als de dichtheid van een voorwerp net zo groot is als die van de vloeistof waarin het ligt, zal het voorwerp drijven.
Het materiaal van een voorwerp bepaalt of het voorwerp drijft of zinkt. Je kunt zeggen: massieve voorwerpen van hetzelfde materiaal blijven (altijd) drijven, dan wel gaan (altijd) zinken. Het gewicht van het materiaal bepaalt of het voorwerp drijft of zinkt.
Dan wil je misschien meteen stoppen met lezen: cruiseschepen kunnen en zullen zinken, vooral als ze een koraalrif of een ijsberg raken. Gelukkig dat soort cruiseschepen ramp komt niet vaak voor. En als schepen zinken, wil dat niet zeggen dat veel of welke passagiers dan ook gewond zullen raken.
De diepgang van een vaartuig geeft aan hoe diep het in het water ligt. Het is de verticale afstand tussen de waterlijn en het laagste vaste punt, vaak het vlak of de kiel. De diepgang is een belangrijke factor bij de ruimte onder de kiel en daarmee bij de veilige vaart.
De olietank bevat genoeg brandstof voor zo'n 12 dagen varen. Cruiseschepen halen snelheden tot ongeveer 30 knopen, dat is ruim 55 kilometer per uur.
Waarom zinken schepen? Stijgt de massadichtheid boven die van water dan zal het schip zinken. In dit geval is het schip overladen. Het verplaatst te weinig water om zijn gewicht drijvende te houden.
Je hebt bijvoorbeeld een ronde rompvorm (rondspant) of een rompvorm met een knik erin (knikspant). De achterkant van de boot. De spiegel wordt ook wel “hek” genoemd. Een touw (lijn) om de boot mee vast te maken.
Als de onderzeeër moet duiken, laat de crew de luchtkamers vol met water lopen zodat de onderzeeër zwaar wordt en zinkt. En als de onderzeeër dan weer naar boven moet, wordt het water uit de luchtkamers geperst en drijft íe vanzelf naar boven.