Verhaaltjessommen komen voor op de basisschool bij rekenen, maar ook in het voortgezet onderwijs bij o.a. wiskunde, economie, natuurkunde,…
Er komen meer verhaaltjessommen terug bij wiskunde A en zijn de opgaven meer in context geplaatst.
Als je naar wiskunde A kijkt, gaat het voornamelijk om wiskunde die gekoppeld is aan situaties uit de wereld om je heen. Vaak zitten wiskunde A-sommen verpakt in een verhaal. Die context gebruik je om de som op te lossen. Zo leer je bijvoorbeeld berekenen hoe groot de kans is dat je 6 gooit met 2 dobbelstenen.
Op het moment dat je een keuze gaat maken tussen wiskunde A en B, dan moet je bij het maken van die keuze vooral kijken naar hoe goed je bent in wiskunde. Of je nou op de havo of op het vwo zit, wiskunde A kan je op beide niveaus kiezen.
Havo wiskunde B is abstracter dan havo wiskunde A. Vergelijkingen, func es, grafieken, formules, algebra, meetkunde en goniometrie (sinus, cosinus, tangens) komen allemaal voor bij Havo wiskunde B. Ook hier gebruik je de grafische rekenmachine, maar je moet ook veel vergelijkingen zonder GR berekenen.
Wiskunde C is de makkelijkste wiskunde van de vier. Het moeilijkst is D, daarna B, daarna A en als makkelijkst C. Wiskunde C kan je kiezen als je wel graag wiskunde wilt hebben, maar als je er veel moeite mee hebt. Je hebt dan wel het gevoel dat je wiskunde hebt maar je hoeft jezelf er niet heel erg voor uit te sloven.
Bij wiskunde A komen vooral vaardigheden voor die te maken hebben met statistiek zoals diagrammen, grafieken, tabellen, formules en kansberekening. Leerlingen met wiskunde A gaan vaak een sociale studie doen of een andere studie in de richting van “Gedrag en Maatschappij”. Statistiek is daarbij belangrijk.
Natuurkunde in combinatie met wiskunde A kan op zich prima. Maar als de reden dat je wiskunde A kiest is dat je erg slecht wiskundig inzicht hebt dan ga je het ook bij natuurkunde moeilijk krijgen. Nou is 'het moeilijk krijgen' zeker geen reden om iets niet te doen.
Zowel wiskunde A als B geven toegang. Ook met een einddiploma van HBO of WO word je toegelaten. Je moet dan de vakken natuurkunde, scheikunde, biologie en wiskunde op VWO-niveau hebben afgerond. Een VWO-diploma oude stijl geeft geen toelatingsrecht meer.
Onder vwo-leerlingen ligt het aantal spijtoptanten het hoogst onder leerlingen met economie 1. Van hen zegt 15% spijt te hebben van de keuze van dat vak. Net als op de havo heeft 15% van de vwo-leerlingen spijt van de keuze van scheikunde.
Antwoord. De leerling mag niet in beide vakken examen afleggen. Volgens het Inrichtingsbesluit (artikel 26b) mag het examenpakket van de leerling niet meer dan één vak uit het rijtje wiskunde A, B en C hebben (wiskunde D heeft een andere positie).
Wiskunde C komt deels overeen met wiskunde A, vooral op het gebied van de statistiek en het zien van verbanden. Anders aan wiskunde C is de ruimtemeetkunde en het logisch redeneren wat hier een grote rol in speelt. Wiskunde C komt vooral van pas bij vervolgopleidingen in de sector Gedrag & Maatschappij.
Op havo en vwo wordt het vak gesplitst in wiskunde A en wiskunde B. Bij wiskunde A gaat het onder andere over statistiek en kansberekening, terwijl wiskunde B voornamelijk gaat over het oplossen van allerlei soorten functies. Als je een bètastudie wilt doen na je havo of vwo, is het vaak handig om wiskunde B te volgen.
NB In Amerika zeggen ze “math”, in Engeland zeggen ze “maths”. Voor alle andere landen zou ik “mathematics” aanraden want dat begrijpt iedereen dus dan weet je zeker dat je goed zit.
De wiskunde van HAVO 4 wiskunde B is moeilijker dan de wiskunde in de 3e klas. Het is veel en er wordt een groot beroep gedaan op voorkennis en de wiskundige vaardigheden uit de onderbouw. Voor wat betreft de voorkennis is dat juist voor leerlingen die in de onderbouw aardig goed in wiskunde waren een probleem.
Een profiel bestaat uit avo-vakken (algemeen vormend onderwijs) aangevuld met een beroepsgericht programma. De avo-vakken zijn Nederlands, Engels, maatschappijleer, lichamelijke opvoeding, kunst en rekenen. Het beroepsgerichte programma bestaat uit een profielvak en beroepsgerichte keuzevakken.
Voor de universitaire opleiding Psychologie moet je beschikken over een vwo-diploma bij voorkeur met de vakken biologie en wiskunde A of B (bij de universitaire opleiding Psychologie komt veel statistiek voor). Psychologie is een gamma-studie. Slechts 75% stroomt door naar het tweede jaar.
Bijna helft scholieren vindt vak wiskunde moeilijkst en meest stressvol - 10 juni '14. Uit onderzoek onder 10.114 scholieren blijkt dat bijna 50 procent van de scholieren het hardste leert voor zijn proefwerk wiskunde. 38 procent van de leerlingen ervaart daarnaast de meeste stress voor het vak wiskunde.
Iedereen kan wiskunde leren! Methodiek is ook enorm belangrijk en iets dat we allemaal kunnen verbeteren om zo onze relatie met wiskunde een beetje meer liefdevol te maken. De lesmethode is de manier van lesgeven, die moet aansluiten op de leerstijl van een leerling, wat de manier is waarop iemand iets leert.
Het is onmogelijk om goed wiskunde te leren door alleen maar te lezen en te luisteren. Om wiskunde te leren moet je de mouwen opstropen en aan de slag gaan met het studeren. Het is dan ook een vak waarbij je genoeg tijd moet stoppen in het actief leren om het onder de knie te krijgen.
Salarisindicatie. Het gemiddelde startsalaris van een afgestudeerde wiskundige bedraagt €2.850,- euro bruto per maand.
Je kunt er onder andere aan de slag als analist, statisticus, beursexpert … Met een diploma van de educatieve master in de wetenschappen en technologie kun je ook aan de slag als leraar wiskunde en natuurwetenschappen in het secundair onderwijs of als docent in het hoger onderwijs.
Ze kunnen werken als onderzoekers aan een universiteit, bij de overheid of in het bedrijfsleven. Een wiskundige is minimaal in het bezit van een masterdiploma.