Intelligentie heeft dus zeker met genen te maken, niet alleen die van je moeder. Heel veel genen bepalen je intelligentie, maar ook bepalen genen de omgeving die je kiest en die omgeving heeft ook weer invloed op je intelligentie.
Bepaalde genen die bekend staan als 'geconditioneerde genen' zouden in sommige gevallen alleen werken als ze via de moeder worden doorgegeven, en in andere gevallen alleen als ze via de vader worden doorgegeven. Intelligentie is een voorbeeld van zulke geconditioneerde genen die van de moeder moeten komen.
Hoe intelligent je bent is voor een deel erfelijk: van je ouders krijg je al dan niet slimme genen mee bij je geboorte. Maar ook de omgeving waarin je opgroeit speelt een rol: je opvoeding en je school bijvoorbeeld.
"Wanneer we het IQ van tweelingen met elkaar vergelijken, zijn we in staat om de genetische component op intelligentie in te schatten. Deze studies hebben uitgewezen dat ongeveer 70% van het IQ erfelijk is en dat ongeveer 30% door omgevingsfactoren wordt bepaald."
Uit de studies is gebleken dat ongeveer 70% van het IQ erfelijk is en dat de overige 30% door omgevingsfactoren wordt bepaald. Wat bepaalt nog meer intelligentie? Gezondheid, slaap, beweging, kwaliteit van het onderwijs en andere omgevingsfactoren kunnen de intelligentie beïnvloeden.
Hoogbegaafdheid kan worden vastgesteld met behulp van een IQ-test. Vaak veronderstelt men bij hoogbegaafden dat ze wel uitzonderlijk hoog moeten scoren op IQ-tests, dus een score hoger hebben dan 130. 100 is het gemiddelde dat overeenkomt met mavo/vmbo-denkniveau.
Bij (jong)volwassenen kunnen bijvoorbeeld een laag opleidingsniveau, een klein sociaal netwerk, een gebrek aan concrete vaardigheden als klokkijken en het hebben van wat meer kinderlijke hobby's en voorkeuren tekenen zijn dat er sprake is van een lvb of zwakbegaafdheid.
Het onderzoek wijst erop dat de conclusie dat een kind heel slim is eigenlijk pas na de tienerjaren getrokken kan worden. Want het IQ kan nog alle kanten op. En dat is ergens ook goed nieuws: IQ is blijkbaar niet iets wat vastligt en is onder tieners nog te veranderen.
Nu bestaat het erfelijk materiaal voor intelligentie uit een mix van dominante en recessieve allelen die ofwel IQ-verlagend ofwel IQ-verhogend zijn. Je erft ze op basis van toeval over van je ouders: de helft van je vader en de andere helft van je moeder.
IQ is dus een relatieve score van jou ten opzichte van een groep anderen. Het gemiddelde van die groep wordt gedefinieerd op 100. Daarom is er sprake van een 'quotiënt'. En daarom is het IQ niet hetzelfde als intelligentie.
Een gemiddeld intelligentieniveau ligt tussen de 90 en 110. Bij een IQ tot 120 spreekt men van een bovengemiddeld intelligentieniveau en bij een IQ tot 130, spreekt men van een begaafd intelligentieniveau. Een hoogbegaafd kind heeft een IQ dat hoger is dan 130.
Uit vele decennia van onderzoek is komen vast te staan dat de intelligentie zoals die gemeten wordt met intelligentietests grotendeels een erfelijke eigenschap is en je IQ dus vast ligt. Je intelligentieniveau is dus genetisch bepaald en je kan niet hoogbegaafd worden als je maar de juiste opvoeding krijgt.
Erfelijkheid is onveranderbaar. Domheid is onveranderbaar. Het enige zuivere experiment dat gedaan kan worden om aan te tonen dat gedrag bij mensen erfelijk is, is ervoor te zorgen dat eeneiige tweelingen gescheiden opgroeien. Dat is de enige manier waarop je het genotype kunt vormen.
Door de wettelijke verdeling krijgt de langstlevende echtgenoot of geregistreerde partner alle goederen van de nalatenschap. Pas als de langstlevende echtgenoot of partner overlijdt, erven de kinderen. Soms zijn dit kinderen uit een eerder huwelijk.
Is er sprake van een overlijden van de 2e ouder, dan erft het kind alles, als dit het enig kind is, anders de kinderen gezamenlijk, samen en voor gelijke delen. Is er sprake van samenlevende ouders en er is niets geregeld dan erven de kinderen alles van de overleden ouder.
Natuurlijk zijn daarbij uitzonderingen, maar over het algemeen heeft een kind op het VWO bijvoorbeeld een gemiddeld IQ van minimaal 116. Voor een leerling op het Havo is het gemiddeld IQ minimaal 107.
Wie minimaal 130 scoort op een IQ-test mag zich hoogbegaafd noemen. Maar intelligentie is meer dan alleen een hoog IQ.
Kan je aanvankelijk normaal-gemiddelde IQ 'weg zakken'? Ja, helaas kan dat!Door scholing, omgang met anderen, opnemen en uitwisselen van informatie en vaardigheden e.d. ontwikkelen we onze cognitieve vaardigheden, d.w.z. manieren van denken en opnemen, verwerken, beoordelen, toepassen en (re)produceren van informatie.
Niet iedereen kan even slim zijn. Naast heel slimme mensen bestaan er ook mensen die laag scoren op een IQ-test.
In het algemeen is IQ nog steeds de beste voorspeller voor schoolsucces. Toch kan met alleen IQ een aanzienlijk deel van de schoolprestaties niet worden verklaard.
Zo heeft een 'gemiddeld intelligent' kind van 6 jaar een IQ van 100, een 'gemiddeld intelligent' kind van 10 jaar een IQ van 100, een 'gemiddeld intelligente' dertiger een IQ van 100 enz.
Algemene kenmerken die bij een verstandelijke beperking kunnen horen zijn: Een IQ onder de 75. (Blijvende) achterstand in de ontwikkeling, zowel verstandelijk als lichamelijk zoals moeite met leren of bewegen. Psychische problemen zoals moeite met communicatie en aangaan van (vriendschaps)relaties.
In de onderwijsomgeving zijn de volgende begrippen volledig ingeburgerd: Zeer moeilijk lerend bij de score 50 – 69; Moeilijk lerend bij de score 70 – 79; Matig lerend bij de score 80 – 89.
Een lvb kan ontstaan door verschillende biologische factoren, zoals een genetische afwijking, ziekte van de moeder tijdens de zwangerschap, en blootstelling aan giftige stoffen als alcohol, drugs en medicijnen tijdens de zwangerschap.