Het werkwoord willen geven we in de derde persoon enkelvoud geen -t: hij wil, wil hij. De vorm hij wilt* (of wilt hij*) is niet correct.
In het Standaardnederlands is alleen hij wil juist. Hij wilt geldt echt als een fout, ook al komt het vaak voor. Het is bijvoorbeeld ook zij wil, men wil, Eva wil, iedereen wil en de klant wil. De derde persoon enkelvoud is bij willen dus anders dan bij bijna alle andere werkwoorden, bijvoorbeeld wensen en hopen.
Je wilt is de algemene vorm. Je wil mag ook, maar wordt gezien als informeler. Het werkwoord willen valt net als de werkwoorden zullen, mogen en kunnen onder het rijtje uitzonderingen. Bij elk van deze werkwoorden geldt dat de vorm van de eerste persoon gelijk staat aan de derde persoon.
'Wie wilt' al lange tijd gangbaar
Maar deze vorm wordt echt als een fout beschouwd. 'Wie wilt er een ijsje' is zelfs een zin die tot grote irritatie kan leiden. De taalnorm dat alleen wie wil juist is, is dus nog springlevend, hoe vaak wie wilt ook voorkomt.
Het komt in bijna elke training die ik geef wel een keer voorbij. Soms als vraag van een cursist, soms omdat een cursist de vorm gebruikt bij het schrijven van een stukje tekst: is het nou hij wilt of hij wil? Het antwoord is op zich simpel: hij wil is de enige juist vorm.
Het werkwoord willen geven we in de derde persoon enkelvoud geen -t: zij wil, wil zij. De vorm zij wilt* (of wilt zij*) is niet correct.
Het werkwoord willen geven we in de derde persoon enkelvoud geen -t: hij wil, wil hij. De vorm hij wilt* (of wilt hij*) is niet correct.
In 'De klant wil kwaliteit' geldt alleen wil als de juiste vorm. De vorm wil is eigenlijk vreemd in een zin als 'De klant wil kwaliteit', want in bijvoorbeeld 'De klant eist kwaliteit' en 'De klant verlangt kwaliteit' wordt er een t aan de stam van het werkwoord toegevoegd.
Het werkwoord willen is onregelmatig. Bij de meeste werkwoorden krijgt de vorm van de tegenwoordige tijd voor de derde persoon enkelvoud de uitgang -t: hij loopt, ze helpt, het gaat, men ziet. De werkwoorden willen, zullen, mogen en kunnen zijn echter uitzonderingen op de regel, evenals het werkwoord zijn (hij is).
Antwoord. Zowel je wil, je zal en je kan als je wilt, je zult en je kunt zijn correct. Je wil, je zal en je kan worden in Nederland als informeler beschouwd.
Voor je een studierichting kiest, moet je eerst goed nadenken wat je wil. Het zou fijn zijn als jij me even wilt helpen. Het zou fijn zijn als jij me even wil helpen. Je wil wordt in Nederland door sommige mensen 'informeler' genoemd, met andere woorden: ze vinden het minder netjes klinken.
Je zult en je zal zijn allebei correct. De vorm zul(t) is de neutrale vorm in het hele taalgebied: je zult, jij zult, zul je, zul jij. In België is ook de vorm zal neutraal; in Nederland wordt die als informeler beschouwd: je zal, jij zal, zal je, zal jij.
De correcte vervoeging is je/jij wordt.
Als het onderwerp je/jij achter de persoonsvorm staat, is de correcte vervoeging word je/jij. Bij combinaties met je is het niet altijd even duidelijk of je het onderwerp van de zin is. Als u daaraan twijfelt, kunt u je proberen te vervangen door jij of jou(w).
De correcte vervoeging is je/jij vindt.
Als het onderwerp je/jij achter de persoonsvorm staat, is de correcte vervoeging vind je/jij. Bij combinaties met je is het niet altijd even duidelijk of je het onderwerp van de zin is. Als u daaraan twijfelt, kunt u je proberen te vervangen door jij of jou(w).
Beide vormen zijn juist. U hebt klinkt iets gewoner. Het woordje u is van oorsprong een derde persoon enkelvoud: u is, u heeft, u kan, u wil, u zal.
U kunt en u kan zijn allebei correct. In Nederland wordt u kan informeler en in geschreven taal minder verzorgd gevonden dan u kunt. In België wordt het gebruik van u kan niet als informeel beschouwd. Vergelijkbare werkwoorden zijn willen en zullen: u wilt / u wil, u zult / u zal.
Voor het enkelvoud zijn wilde en wou allebei correcte verledentijdsvormen. Voor het meervoud is wilden de correcte verledentijdsvorm. In de spreektaal wordt voor het meervoud weleens wouden of wouen gebruikt, maar in verzorgd taalgebruik kunt u die vormen beter vermijden.
' is juist. Red is hier een gebiedende wijs en die komt overeen met de ik-vorm van het werkwoord ('ik red'). De gebiedende wijs komt altijd overeen met de ik-vorm van het werkwoord: je voegt er dus geen t aan toe. Het maakt niet uit of er één persoon wordt aangesproken ('Margriet, red de tijger!
Regel 1. DT alleen bij een D aan het eind van je werkwoord
Als je een vervoeging maakt van een Nederlands werkwoord voeg je altijd maar 1 D of 1 T toe, nooit DT, DD of TT. Dus als je een -DT combinatie ziet, weet je dat de eerste D of T al uit het werkwoord komt.
Hij wil is goed.
Het is een uitzondering op de regel stam + t. Hij wilt is geen goed Nederlands en wordt dat ook nog niet zomaar.
Ik hou en ik houd zijn allebei correct. Zowel in gesproken als in geschreven taal is ik hou de gewone vorm. De vorm met -d komt vooral voor in formelere geschreven taal. Zij is de vrouw van wie ik hou / ik houd.
Wat is juist: u hebt of u heeft? Het is allebei goed. U heeft komt iets vaker voor, maar in ons tijdschrift Onze Taal, en op deze website, gebruiken wij de vorm u hebt.
U is een persoonlijk voornaamwoord, de beleefdheidsvorm van de tweede persoon enkelvoud. In de tweede persoon enkelvoud komt er een t achter de stam (vind). Je krijgt dan: u vindt. Ook wanneer het onderwerp u ná het werkwoord komt, schrijven we een t achter de stam: wat vindt u van de nieuwe minister?
De 'volle' onderwerpsvorm van het persoonlijk voornaamwoord van de derde persoon meervoud zij kan alleen op personen betrekking hebben. Voor de verwijzing naar niet-personen kan alleen de gereduceerde vorm ze worden gebruikt, zowel in gesproken als geschreven taal.