Afremmen op de motor kan leiden tot een iets snellere slijtage van de koppeling. Maar in de constructie van een auto is er rekening mee gehouden dat automobilisten dit regelmatig toepassen. De kwaliteit van de onderdelen is er dus op berekend.
CO2 - Koolstofdioxide. Bij verbranding van benzine, diesel of lpg (koolwaterstoffen) in de motor van je auto komt altijd CO2 vrij. In elke autobrandstof is een bepaalde hoeveelheid koolstof aanwezig, welke zich bij verbranding hecht aan zuurstof uit de lucht.
Met de meeste motoren bedien je de voorrem met de hand en de achterrem met de voet. Door de dynamische aslastverplaatsing wordt de voorrem de belangrijkste rem. Dynamische aslastverplaatsing betekent dat het gewicht van de motor op het voorwiel wordt gedrukt als je remt.
Remmen op de motor is in feite het afremmen van de auto door het gaspedaal los te laten en terug te schakelen in de versnelling, in plaats van de voetrem te gebruiken. In technische termen komt het erop neer dat de vertragende krachten in de motor worden gebruikt om de snelheid waarmee de wielen draaien te verlagen.
Eventueel kun je tussen het loslaten van het gaspedaal en het remmen via het rempedaal nog terugschakelen naar een lagere versnelling. Dit is echter zeker niet nodig en als je hier een gewoonte van maakt kan dit leiden tot overmatige slijtage van je motor. Bovendien kost terugschakelen je extra brandstof.
Het is soms verleidelijk om bij een handgeschakelde versnellingsbak een versnelling over te slaan. Met de soepele benzinemotoren van tegenwoordig kun je gemakkelijk van 3 naar 5.Maar doe dat vooral niet, want het kan je duur komen te staan. Steeds minder nieuwe auto's hebben een handgeschakelde versnellingsbak.
Let er wel op dat té vroeg schakelen de motor kan vervuilen of zelfs beschadigen. Schakel daarom altijd vanaf 2.000 toeren door naar de volgende versnelling.
Het onnodig of te vroeg ontkoppelen kan zorgen voor een langere remweg. Dit komt doordat er niet op de motor wordt afgeremd wanneer de koppeling is ingetrapt met als gevolg dat het remsysteem alles 'alleen' moet doen.
Indien de voorligger rechtmatig remt of stilstaat voor een stoplicht en de achterligger op de wagen inrijdt, is de achterligger aansprakelijk. Ook kunnen beide partijen een fout begaan hebben. In dat geval zal moeten uitgemaakt worden welke fout het meest bijgedragen heeft tot het uiteindelijk verkeersongeval.
Bij het rijden van een auto is een correcte beheersing van de versnellingsbak cruciaal. Het terugschakelen is daar een essentieel onderdeel van. Een correcte toepassing van deze techniek verbetert niet alleen de levensduur van uw voertuig, maar zorgt ook voor een veiliger rijervaring.
Tijdens de inrijfase moet je ongeveer 30 keer afremmen. Hierbij wordt het voertuig vanaf een snelheid van ongeveer 100 km/u afgeremd tot ongeveer 50 km/u. Let op dat je hierbij gematigd remt en een maximale remtijd van 3 seconden niet overschrijdt.
Een handrem is een rem op een voertuig die met de hand wordt bediend. De handrem van een auto wordt gebruikt als parkeerrem en is dus niet geschikt om de auto mee af te remmen. De handrem zit vaak tussen de 2 voorstoelen en kan worden geactiveerd door de hendel van de handrem omhoog te trekken.
Optie 1: Uitrollen in de versnelling zonder gebruik van de koppeling. Wanneer je gebruikt maakt van deze optie, zal het motormanagement van de auto de brandstoftoevoer naar de motor dichtdraaien vanaf het moment dat het gaspedaal losgelaten wordt. Doordat je afremt op de motor, is er geen motoraandrijving nodig.
"Voor de auto's van tegenwoordig is het geen enkel probleem om met lage toerentallen te rijden. Bij benzine- en dieselauto's kunt u het best tussen de 2000 en 2500 toeren doorschakelen. Zolang de auto soepel rijdt, is dit niet slecht voor zowel de motor als de aandrijflijn.
Laag toerental
Dat is niet alleen meer belastend voor de draaiende delen van bak en motor maar zorgt ook vaak voor meer inwendige vervuiling van de motor.
Hoeveel brandstof verbruik je? Een snelheid van 70 tot 90 km per uur is het zuinigst. Brandstof werkt bij deze snelheid het best, waardoor er ook minder CO2, stikstof en fijnstof uit de uitlaat komt. In de stad verbruik je het meest, omdat je daar veel moet remmen en optrekken.
Bij de meeste motoren is de voorrem de krachtigste rem. Daardoor lijkt het overbodig om de achterrem te gebruiken.
De maximale vertraging met remmen bedraagt theoretisch 36 km/u, maar wil je dit voor elkaar krijgen, dan moet je professioneel circuitracer zijn. Door de remkracht te verhogen (harder te knijpen in je remhendel) kun je eerder je snelheid afbouwen en kom je eerder tot stilstand.
Wie een motorfiets zonder ABS berijdt en waarvan de remmen niet aan elkaar gekoppeld zijn, gebruikt tijdens een noodstop liefst enkel de voorrem. Jawel, wie een pure noodstop doet zal beter en harder en gecontroleerder remmen als hij die achterrem NIET gebruikt.
Om de vaart eruit te halen kunt u steeds een versnelling terugschakelen. Bij het afremmen op de motor verbruikt deze geen brandstof. In vrij zetten en laten uitrollen krijgt niet de voorkeur. Door de auto in de versnelling te houden kun je altijd meteen anticiperen op een actuele, soms ook gevaarlijke situatie.
Als je gaat remmen op het moment dat je de bocht ingaat, kun je de controle verliezen, omdat de banden geen grip houden op de weg.
Laat je voet nooit te lang op de koppeling rusten na het schakelen. Dit kan ervoor zorgen dat de verbinding tussen de motor en de versnellingsbak niet helemaal tot stand komt, wat weer zorgt voor extra slijtage aan de koppeling. Na het schakelen kun je het beste de voet direct van de koppeling afhalen.
U zult ook moeten wennen aan andere versnellingen kiezen: derde voor 30, de vierde voor 50 en de vijfde voor 70 kilometer per uur. Heeft uw auto een zesde, dan die vanaf 90 kilometer per uur.
Een gemiddelde benzineauto rijdt ongeveer 1 op 15. Dat is een liter benzine op 15 kilometer. Een gemiddelde dieselauto rijdt plusminus 1 op 21. Met deze gegevens in het achterhoofd kunnen we stellen dat een auto die 1 op 20 rijdt zuinig is en een auto die 1 op 3 rijdt allesbehalve zuinig is.
– Geen gas geven bij het omhoog laten komen van de koppeling. – Koppeling te snel omhoog laten komen. (je voelt een schok) – Stuur te strak vast houden tijdens het schakelen (je gaat slingeren).