Een voetganger moet een zebrapad gebruiken als dat zich binnen de 30 meter bevindt van de plaats waar hij de weg wil oversteken.In de regel heeft de voetganger voorrang aan een zebrapad.
Borden. Als er binnen een afstand van 20 meter (tot 31/5/19 : 30 meter)een oversteekplaats voor voetgangers of een zebrapad is, dan moeten voetgangers dat gebruiken. Deze twee borden duiden een oversteekplaats voor voetgangers aan.
Je hebt als voetganger voorrang bij een zebrapad. Dit is opgenomen in de wet waar een zebrapad een voetgangersoversteekplaats (VOP) wordt genoemd. In de wet staat dat bestuurders van een auto, scooter of ander motorvoertuig een voetganger voorrang moeten verlenen bij een zebrapad. Hetzelfde geldt voor fietsers.
Voetgangers zijn niet verplicht om een zebrapad te gebruiken
Vroeger was het verboden om binnen 30 meter van een zebrapad over te steken, nu niet meer. Het is niet verplicht om gebruik te maken van een zebrapad, maar wel veilig. Fietsers mogen er geen gebruik van maken, tenzij ze de fiets aan de hand hebben.
Een voetganger die het zebrapad gebruikt, heeft voorrang. Maar voorrang hebben, betekent niet altijd voorrang krijgen. Voetgangers moeten daarom toch goed opletten wanneer ze oversteken. Daarnaast is een automobilist verplicht om voor een zebrapad te stoppen als voetgangers willen oversteken.
Bij een oversteekplaats met verkeerslichten mag je uiteraard alleen oversteken als het voetgangerslicht op groen staat. Als er geen oversteekplaats in de buurt is, dan mogen voetgangers de rijbaan wel oversteken, maar hebben ze daarbij geen voorrang.
Op de rijbaan mag je niet stilstaan of parkeren op een zebrapad. Dat verbod geldt ook op minder dan 5 meter voor het zebrapad. Voorbij het zebrapad mag je wel stilstaan en parkeren.
Bestuurders moeten voetgangers op of voor een zebrapad die op punt staan over te steken, voor laten gaan. Is er geen oversteekplaats, dan zijn bestuurders niet verplicht je voor te laten gaan. Uitzondering hierop zijn blinden en slechtzienden met een blindengeleidestok en personen die zich moeilijk voortbewegen.
Maar ben je ook verplicht om links op de weg te wandelen? Het antwoord is kort en duidelijk: ja. Je moet aan de linkerkant van de rijbaan wandelen in de door jou gevolgde richting wanneer er geen voetpad of bewandelbare berm aanwezig is. Is die wel aanwezig, dan mag je uiteraard niet op de rijbaan lopen.
Een voetganger krijgt altijd voorrang bij een zebrapad. Behalve indien het hem toegestaan is door verkeerslichten, mag een voetganger zich echter niet op een oversteekplaats voor voetgangers begeven waarover een tramspoor of een eigen trambedding loopt, wanneer een tram nadert.
Neen. Als fietser heb je geen voorrang op een zebrapad. Wil je toch genieten van deze voorrang, stap af en steek de straat te voet over. Wil je over het zebrapad fietsen, wacht totdat je op een veilige manier kan oversteken zonder hierdoor andere weggebruikers te hinderen.
In Artikel 49 lid 1 van de verkeerswet staat het duidelijk omschreven: bestuurders moeten blinden, voorzien van een witte stok met één of meer rode ringen, en overigens alle personen die zich moeilijk voortbewegen, voor laten gaan in het verkeer.
Alle weggebruikers moeten bestuurders van een voorrangsvoertuig voor laten gaan. Bestuurders die afslaan, moeten het verkeer voor laten gaan dat hun op dezelfde weg tegemoetkomt of dat zich op dezelfde weg naast, links of rechts dicht achter hen bevindt, voor laten gaan.
U moet als bestuurder, blinden voorzien van een witte stok met één of meerdere rode ringen en mensen die zich moeilijk voortbewegen voor laten gaan. U moet als bestuurder, voetgangers en bestuurders van gehandicapten voertuigen die oversteken of van plan zijn over te steken bij een zebrapad voor laten gaan.
Op de rijbaan moet de voetganger zo dicht mogelijk bij de rand stappen en links wandelen (zodat men het verkeer ziet aankomen). Oversteken doe je bij voorkeur op een zebrapad. Indien er op minder dan 20 met er een zebrapad ligt, ben je verplicht om dat te gebruiken.
Veilig Verkeer Nederland adviseert om over het algemeen links van de weg te lopen. U kunt tegemoetkomend verkeer dan zien aankomen en u kunt dan beter reageren op eventuele onveilige situaties.
De wet schrijft niet voor of zij links of rechts van de rijbaan moeten lopen. Ook wie voor wie aan de kant moet, is niet voorgeschreven. Het voordeel van links lopen is dat u het verkeer aan uw kant ziet naderen. U kunt dus uitwijken naar de berm als dat nodig is.
“Er geldt een aantal basisregels in het verkeer. Zo moeten voetgangers gebruikmaken van een trottoir of voetpad. Als dit niet beschikbaar is, mag er op het (brom-)fietspad gelopen worden. Ontbreekt ook een fietspad, dan mag de voetganger gebruikmaken van de berm of de uiterste zijde van de rijbaan.
De aansluiting/uitmonding van weg X op weg Y kan in de praktijk gekenmerkt worden als een uitrit, als blijkt dat (1) het trottoir langs weg Y ononderbroken doorloopt en (2) ter hoogte van de uitmonding wat type en kleur bestrating betreft ten opzichte van het trottoir niet afwijkt.
Je mag uit je zelf voetgangers altijd voorrang geven, al staat er een verkeersborden voorrang voor jou als bestuurder. Je mag het voor dat moment negeren. Vooral kinderen of ouderen kunnen liever voorrang krijgen. Als jij stopt zien de rest het gelijk in dat het nodig is.
Veel mensen denken dat voetgangers hier overal voorrang hebben. Dit is echter niet juist. Binnen een zone 30 gelden dezelfde verkeersregels als erbuiten, alleen is de toegelaten snelheid beperkt. Wel wordt een zone 30 ingericht zodat voetgangers er op een veilige manier gebruikmaken van de gehele publieke ruimte.
Bij kruispunten, een kruising of splitsing van wegen mag tot op een afstand van 5 meter niet geparkeerd worden, in de bocht van een doorgaande weg mag dit in beginsel wel. Op grond van artikel 5 Wegenverkeerswet 1994 is het echter een ieder verboden zich zo te gedragen dat een gevaar of hinder veroorzaakt kan worden.
Voor oversteekplaatsen
Je mag niet stilstaan en niet parkeren op de rijbaan: op minder dan 5 meter voor een oversteekplaats voor voetgangers; of voor fieters en tweewielige bromfietsen.
Op de rijbaan naast een fietsstrook of busstrook. In een zone van vijf meter voor en na een oversteekplaats. In een zone van vijf meter voor en na een bocht. Bij een bushalte (passagiers laten in- of uitstappen mag hier wel, zolang het de bus niet hindert)