Volgens de NEN 1010 norm mogen er maximaal 8 geleiders (inclusief eventuele aftakkingen) in een centraaldoos worden aangesloten. Dit betekent dat er in principe 7 lasdoppen in de centraaldoos mogen worden geplaatst om de verbindingen tussen de geleiders te maken.
In de lasruimte mogen maximaal 2 lasdoppen of lasklemmen met in elk 4 draden, dan wel 3 lasdoppen of- klemmen met in elk ten hoogste 3 draden worden aangebracht.
Hierbij wordt de las door middel van een korte draad afgetakt naar een volgende las, die ook ten hoogste uit vijf draden mag bestaan. Deze las mag niet opnieuw afgetakt worden. Er zijn dus maximaal acht afgaande draden mogelijk. Dit aantal is, ook in centraaldozen, echter meestal voldoende.
Regel 6 Alle stopcontacten Moeten worden geaard.
Tegenwoordig moet elk stopcontact in de woning geaard zijn. Dit betekend dat de stopcontacten moeten worden aangesloten met 3 draden, een bruine, een blauwe en een groen/gele. Ook moet in de Groepenkast een aardlekschakelaar worden geplaatst.
Dit type lasdoos wordt met name gebruikt bij het normaaldozensysteem, in tegenstelling tot het centraaldozensysteem, waarbij vanaf een doorlopende hoofdleiding aftakkingen zijn aangebracht die zo dicht mogelijk liggen bij de plaats waar elektriciteit nodig is.
Stappenplan stopcontact doorlussen naar tweede stopcontact
Volgens de AREI, het Algemeen Reglement op de Elektrische Installaties, mag je maximaal 8 stopcontacten plaatsen per stroomkring. Daarbij telt een meervoudig stopcontact als één.
Het gewicht van de lamp mag maximaal 25 kg bedragen. Monteer de bedrading volgens de instructies van de lamp in de kroonklem (2), met indrukken van de lippen (8), draden insteken en weer loslaten. Sluit de groen/gele draad aan op het aarde aansluitpunt van de lamp.
Ook een lasdoos of inbouwdoos mag maximaal voor 1 groep worden gebruikt.
In een stijve buis van 16mm mogen 5 draden van 1,5mm2 of 4 draden van 2,5mm2. Een flexibele buis mag 4 draden van 1,5mm2 of 3 draden van 2,5mm2 bevatten. In een buis van 19mm mogen 5 draden van 2,5mm2, ongeacht de soort.
Hoe berekent u het maximaal vermogen van een groep? De meeste elektrische groepen in Nederland hebben een maximale belasting van 16 Ampère, maar er is een beetje speling. Dit betekent dat de groep een maximale belasting van 16 x 230 volt = 3680 Watt aankan.
Voor minder ervaren gebruikers is een lasklem de betere keuze. De lasdop is echter de uitkomst voor zware belastingen of bedrijfsmatige toepassingen, omdat de lasdop deze net wat beter aan kan.
In de meeste gevallen is een lasklem de beste keuze. Er zijn echter ook gevallen waar een kroonsteentje prima te gebruiken is. lasklem is in de meeste gevallen namelijk niet zonder meer geschikt voor soepele draad (op de WAGO 222 en WAGO 221 na, die zijn ook geschikt voor soepele draad).
Houd er wel rekening mee dat wanneer je een kroonsteentje gebruikt voor het verbinden van soepele draden, de kans bestaat dat de draden gaan rafelen. Een draad die rafelt, wordt dunner waardoor er meer stroom door de rest van de draden loopt wat uiteindelijk kan leiden tot brand.
Volgens de NEN 1010 norm mogen er maximaal 8 geleiders (inclusief eventuele aftakkingen) in een centraaldoos worden aangesloten. Dit betekent dat er in principe 7 lasdoppen in de centraaldoos mogen worden geplaatst om de verbindingen tussen de geleiders te maken.
Centraaldozen, ook wel verdeeldozen genoemd, worden gebruikt als aansluitpunt voor elektrische bedrading in plafonds. Deze dozen hebben vaak een ronde of vierkante vorm en zijn ontworpen om de bedrading vanaf verschillende richtingen te ontvangen.
Met een lasklem kun je twee elektriciteitsdraden met elkaar verbinden. Een lasklem is een soort montagevriendelijke kroonsteen. Je kan je verbinding dus eenvoudig en snel realiseren.
YMVK kabels zijn geschikt voor laagspanningsvoedingen en stuurstroom tot 1kV. XMVK kabels worden voornamelijk gebruikt voor lichte voedingen tot 450/750V. Ze zijn dunner en minder goed geïsoleerd, maar zijn daardoor ook makkelijker verwerkbaar. XMVK kabels zijn bovendien niet geschikt voor het bundelen.
Hoeveel verschillende soorten kabels er door één mantelbuis heen passen, hangt af van de dikte van de mantelbuis. De meeste verschillende soorten kabels kunnen met elkaar in één mantelbuis, maar elektrakabels leg je niet met andere kabels in een buis. Dit is niet gebruikelijk, omdat doorslagspanning kan ontstaan.
Per aansluiting zijn er twee aansluitklemmen. Bij het doorlussen moet je per stopcontact dezelfde volgorde van kleuren aanhouden.
Nominale stroom smeltveiligheid (A)
Er mogen maximum 8 stopcontacten (inclusief dubbele stopcontacten) per kring (zekering) worden geplaatst. De combinatie 1,5mm² en een 16 Ampère automaat wordt gebruikt voor de verlichtingskringen.
Een vuistregel voor het handhaven van de hoeveelheid stroom door één groep luidt als volgt: 3500 Watt is de standaard, wat altijd goed is. Echter, als u deze waarde preciezer wilt weten, zal u onderscheidt moeten maken tussen 220 en 230 Volt. Door één groep mag maximaal 16 Ampère aan stroom lopen.
In centraaldozen (in het plafond) wordt de M4 metaalschroef gebruikt terwijl in de wand in een inbouwdoos de metaalschroef M3 gebruikt wordt. Deze metaalschroeven van M3 en M4 worden in diverse lengtes aangeboden zodat er altijd een voor u geschikte maat leverbaar is.
Wat kan ik met een afdekplaat voor een centraaldoos? Als je geen gebruik maakt van de centraaldoos kun je deze afdekken met een ronde of vierkante afdekplaat. De afdekplaat is eenvoudig te bevestigen met een schroef en sluit strak aan tegen het plafond.
Een centraaldoos wordt vaak gemonteerd op een centrale plek in het plafond, in de vloer of in een wand. Vaak is een centraaldoos gemonteerd boven een lichtpunt in het plafond van een gebouw. Vanuit de centraaldoos lopen leidingen in een stervorm naar al het schakelmateriaal in een ruimte.