Overlijden van (schoon)ouder, grootouder, kleinkind, broer of zus, daaronder begrepen zwager of schoonzuster (2 dagen; dag van overlijden en dag van begrafenis/crematie); Overlijden van andere familieleden van de werknemer of partner (1 dag van begrafenis/ crematie); Verhuizing (maximaal 2 dagen per kalenderjaar).
Twee dagen omstandigheidsverlof bij het overlijden van:
een broer, zus, schoonzus, schoonbroer. een grootvader, grootmoeder, kleinkind. een overgrootvader, overgrootmoeder, achterkleinkind. een schoonzoon of schoondochter.
Overlijden van de vader, moeder, schoonvader, stiefvader, schoonmoeder, stiefmoeder van de werknemer of van zijn of haar echtgeno(o)t(e) of samenwonende partner: 3 dagen door de werknemer te kiezen tijdens de periode die begint met de dag van het overlijden en eindigt de dag van de begrafenis.
Verlof bij overlijden familielid
Als een direct familielid overlijdt, heeft u recht op calamiteitenverlof. Dit verlof is om meteen de nodige zaken te regelen. Het calamiteitenverlof kan overgaan in bijzonder verlof.
Daarna kan calamiteitenverlof overgaan in bijzonder verlof en dus bijvoorbeeld verlof bij overlijden. Bij het overlijden van een familielid in de eerste graad (zoals partner, ouder, kind) heeft een medewerker in veel gevallen recht op vier dagen verlof (van overlijden tot en met de begrafenis of crematie).
In de meest gevallen staat in de cao dat u voor het overlijden van een bloed- of aanverwant in de eerste graad vier dagen verlof krijgt (vanaf het moment van overlijden tot aan de uitvaart). De 'eerste graad' wil zeggen dat het om het overlijden van een vader, moeder of kind gaat.
Voor aan- en bloedverwanten in de 3e en 4e graad geldt één dag, de dag van de uitvaart. Zodra een cao niet van toepassing is op jouw organisatie of dat er binnen de cao niet specifiek wordt geschreven omtrent overlijden verlof dan kan een medewerker het korte verzuimverlof raadplegen.
Drie dagen voor het overlijden van vader, moeder, schoonvader, stiefvader, schoonmoeder of stiefmoeder van de werknemer of van zijn of haar echtgeno(o)t(e) of samenwonende partner. Deze dagen moeten opgenomen worden tijdens de periode die begint met de dag van het overlijden en eindigt de dag van de begrafenis .
Concreet heeft de werknemer voortaan recht op 10 dagen rouwverlof bij overlijden van: de echtgenoot/echtgenote of samenwonende partner van de werknemer; een kind van de werknemer of van zijn echtgeno(o)t(e) of samenwonende partner.
Als je calamiteitenverlof of kort verzuimverlof wilt opnemen vanwege een sterfgeval, meld dit dan zo snel mogelijk bij je werkgever. Je geeft daarbij aan hoe lang je denkt dat het ongeveer gaat duren. Je salaris wordt gewoon doorbetaald. Er geldt geen maximum aantal uren calamiteiten- of kort verzuimverlof per jaar.
Het rouwverlof in detail
Tijdens deze periode van 10 dagen klein verlet wegens overlijden, wordt het loon door de werkgever betaald. De eerste 3 dagen rouwverlof moeten door de werknemer worden opgenomen in de periode die begint vanaf de dag van overlijden en eindigt op de dag van de begrafenis.
Wettelijk verlof
ouderschapsverlof;adoptieverlof of pleegzorgverlof;zorgverlof (kortdurend en langdurend);calamiteitenverlof en kort verzuimverlof.
Tweede graad: Broers en zussen, kleinkinderen en grootouders van de partner. Derde graad: Ooms en tantes, neven en nichten (kinderen van broers of zussen), overgrootouders en achterkleinkinderen van de partner.
Vraag je rouwverlof aan bij je socialeverzekeringsfonds, dat een aanvraagformulier ter beschikking stelt. Je kan je aanvraag ter plaatse afgeven of versturen, ofwel via aangetekende brief ofwel via beveiligde elektronische weg (indien beschikbaar).
Wanneer krijg je familiaal verlof? Sociaal verlof krijg je voor elke onvoorziene gebeurtenis die een noodzakelijke en dringende tussenkomst vereist. Hieronder verstaan we: Ziekte, ongeval of een ziekenhuisopname van een partner of iemand die onder hetzelfde dak woont (bijvoorbeeld een inwonend familielid).
U mag een overledene niet eerder dan 36 uur na overlijden laten begraven of cremeren.En niet later dan 6 werkdagen na overlijden. Het weekend en feestdagen zijn geen werkdagen. Na de crematie moet het crematorium de as van de overledene 1 maand bewaren.
Bij het overlijden van een familielid in de eerste graad (zoals een partner, ouder of kind) heb je recht op vier verlofdagen. Die gaan in van het overlijden tot en met de begrafenis of crematie.
Meestal wordt rouw langzaam minder. Hoe lang het duurt is voor iedereen anders, maar na een jaar voelen de meeste mensen zich beter. Soms gaat de rouw niet vanzelf over. Het is dan na een jaar nog (bijna) net zo erg als in het begin.
Toegestane afwezigheid (of verlof zonder wedde, wat hetzelfde is) kan alleen maar als het aangevraagd wordt door de werknemer. Dus nooit op vraag van de werkgever. De werkgever moet kunnen bewijzen dat de vraag van de werknemer komt.
De eerste 3 dagen op te nemen in periode tussen overlijden en begrafenis.Resterende 7 dagen vrij op te nemen binnen het jaar na het overlijden.
Overlijdt een echtgenoot/partner, bloed- of aanverwant in de 1e graad (ouders, kinderen) dan krijg je vier dagen. Voor bloed- of aanverwanten in de 2e graad (grootouders, kleinkinderen) twee dagen, en voor bloed- en aanverwanten in de 3e en 4e graad (ooms en tantes, achterneven en achternichten) één dag.
Je kunt bijzonder verlof geven bij ondertrouw, een eigen huwelijk, huwelijk van een familielid (1e en 2e graads), overlijden, jubilea, verhuizing, sollicitatie, doktersbezoek en vanwege een toets of examen (bijzonder verlof school).
Rouwverlof: klein verlet bij overlijden
De eerste 3 dagen zijn op te nemen in de periode die begint met de dag van het overlijden en eindigt de dag van de begrafenis. De overige 7 dagen mag de werknemer vrij opnemen binnen het jaar na het overlijden.
Derde graad
overgrootouders;achterkleinkinderen;neven en nichten (kinderen van broers of zussen);ooms en tantes (broers of zussen van de ouders).
Eerstegraads familieleden: partner*, ouders (ook adoptie- en stiefouders), schoonouders, kinderen (ook adoptie- en stiefkinderen), schoondochters- en zonen. Tweedegraads familieleden: broers en zussen, kleinkinderen, grootouders, schoonzussen en zwagers, stiefbroers- en zussen.