Elke leerkracht heeft een eigen, authentieke manier van lesgeven. Een leerkracht met veel eigenheid heeft de mogelijkheid om een sfeer te creëren die aangenaam is voor hem en voor zijn leerlingen. Door zijn eigen vorm van humor en energie weet hij de leerlingen te betrekken bij de les en ze bovendien te motiveren.
Grappig – Enthousiast – Zorgzaam – Creatief – Geduldig – Lief – Positief – Luistervaardig. Dit zijn de 8 kwaliteiten die leerlingen, ouders, collega's en directeurs het vaakst vermelden als 'sterkste eigenschap' van een leraar in de nominatiedossiers voor de Leraar van het Jaar 2016.
Zijn dagen beginnen rond 07.30-08.00 uur en eindigen meestal rond 17.30. "Je bent gauw 9 tot 10 uur op een dag bezig." Pouls dag bestaat uit verschillende delen, zegt hij. "Je begint de dag en daarna ben je met de kinderen, in die tijd heb je eigenlijk geen pauze."
In het po en vo wordt vandaag de dag rekening gehouden met zeven competenties: Interpersoonlijk competent, pedagogisch, organisatorisch, vakinhoudelijk en didactisch competent als ook bekwaamheid in het samenwerken met collega's, samenwerken met de omgeving en competentie in reflectie en ontwikkeling.
Tips om een goede instructie te geven:
Praat luid en duidelijk en geef aan hoe lang je instructie duurt. Houd het kort en bondig. Geef aan wat de leerlingen gaan doen. Geef aan hoe ze het moeten doen.
Over 'De zes rollen van de leraar'
Martie Slooter maakt in haar nieuwe boek duidelijk dat iedere leraar in het voortgezet onderwijs zes rollen vervult: die van (1) gastheer, (2) presentator, (3) didacticus, (4) pedagoog, (5) afsluiter en (6) coach. Elke rol kun je aanleren en in elke rol kun je je verder ontwikkelen.
Effectief lesgeven
Leraren zijn succesvoller als ze goed contact kunnen maken met hun leerlingen, een persoonlijke presentatie hebben en hun vak verstaan. Door analyse van dat gedrag blijkt dat de leraar in zijn lessen verschillende rollen vervult: de rol van gastheer, presentator, didacticus, pedagoog en afsluiter.
Totaal gemiddelde per week is 45,2 uur, bij een fulltime-aanstelling (norm werkweek is 42,5 uur) (Algemene Onderwijsbond, 2017).
Omgerekend naar fulltime banen draaien leraren in het primair onderwijs een gemiddelde werkweek van 46,9 uur. Leraren in het voortgezet onderwijs komen aan 45,2 uur.
Goede leerkrachten herken je niet aan hun leeftijd, niet aan hun uiterlijk, niet aan hun opleiding. Je herkent hen aan hun zíjn. Ze zijn tot in hun kern verbonden met hun klas, handelen uit liefde en zorgzaamheid, hebben altijd het beste met hun leerlingen voor en (her)kennen nog steeds het kind in zichzelf.
Leerkrachtvaardigheden zijn de vaardigheden die een leerkracht moet bezitten om goed onderwijs te geven, een doelgericht klassenmanagement en een pedagogisch klimaat te realiseren.
Hard skills zijn vaardigheden die je nodig hebt om de functie goed te kunnen uitvoeren. Denk bijvoorbeeld aan bepaalde technische vaardigheden zoals het beheersen van een computerprogramma.
Een bekwaamheidsdossier is een geordende verzameling documenten die inzichtelijk maken dat een leraar bekwaam is en zijn bekwaamheid in zijn professionele loopbaan onderhoudt in overeenstemming met het beleid van zijn school(bestuur).
De SBL competenties zijn:
Vakinhoudelijk en Didactisch Competent. Organisatorisch Competent. Competent in Samenwerken met collega's. Competent in Samenwerken met de omgeving.
Effectieve leraren vervullen in hun lessen vijf verschillende rollen. De leraar is: gastheer, presentator, didacticus, pedagoog en afsluiter. Het boek De vijf rollen van de leraar beschrijft voor elke rol op concrete, praktische wijze welk gedrag een effectieve leraar wel én niet vertoont.
Het belangrijkste doel van een goede lesafsluiting is dat leerlingen leren nadenken over hun leerproces. Daardoor kunnen ze hun eigen leren steeds beter sturen. Dit leidt tot effectiever leren en betere leerprestaties.
Drieslag leren is leren op drie niveaus. Het richt zich naast de 'hoe' vraag (hoe kan het beter?) en de 'waarom' vraag (waarom heb ik de dingen gedaan zoals ik ze gedaan heb?, metaleren, zelfsturend vermogen) ook op de 'waartoe' vraag (wat was de bedoeling?).
Praat niet te luid of te snel. Geef geen instructies tot iedereen stil is. Betreed het domein van de leerlingen: loop door de klas, spreek babbelaars van dichtbij rustig aan. Breng rustmomenten in je les: lezen, individuele oefeningen, videofragment …