7,7% van de Nederlandse bevolking heeft bloedgroep B-positief (B+). Deze bloedgroep is dus zeldzaam. Als je bloedgroep B-positief hebt, dan kunnen patiënten met bloedgroep B-positief en AB-positief jouw gedoneerde bloed ontvangen.
Wanneer je bloedgroep B hebt, is eiwit B aanwezig op je rode bloedcellen. Donoren met de bloedgroep B-positief doneren iets minder vaak bloed, omdat dit een relatief zeldzame bloedgroep is (en bloedcellen maar beperkt houdbaar zijn). Een donor met de bloedgroep B-negatief wordt wel regelmatig opgeroepen.
Type B heeft zijn oorsprong in Mongolië. Dat duidt erop dat de verschillen in bloedgroepen een evolutionaire achtergrond hebben.
Er zijn honderden verschillende bloedgroepen, maar er zijn er 8 die het belangrijkst zijn voor bloedtransfusie: Bloedgroep A-positief (36,6% van de Nederlanders) Bloedgroep A-negatief (6,4% van de Nederlanders) Bloedgroep AB-positief (2,5% van de Nederlanders)
Mensen die tot de bloedgroep O behoren, worden ook wel 'universele donors' genoemd omdat ze hun rode bloedlichaampjes aan gelijk welke ontvanger kunnen doneren. De bloedgroep O- wordt voornamelijk gebruikt in noodgevallen.
Volgens het bloedgroepdieet is iemand met bloedgroep B een zuivelproducteneter met een sterke spijsvertering en een sterk immuunsysteem. Bij deze bloedgroep wordt het advies gegeven om vooral bladgroenten, vlees, lever, eieren, zuivelproducten, rijst, haver, spelt, fruit, sappen en groene thee te nemen.
7,7% van de Nederlandse bevolking heeft bloedgroep B-positief (B+). Deze bloedgroep is dus zeldzaam. Als je bloedgroep B-positief hebt, dan kunnen patiënten met bloedgroep B-positief en AB-positief jouw gedoneerde bloed ontvangen.
Bloedgroep 0 is de koning der bloedgroepen
Onderzoek wees namelijk uit dat mensen met bloedgroep A, B en AB 15% meer risico lopen te overlijden aan hart- en vaatziekten dan diegenen met bloedgroep 0. Bovendien lijkt het erop dat bloedgroep 0 je lichaam ook beschermt tegen kanker.
Wanneer er antistoffen tegen bloedgroep B worden toegevoegd aan het bloed en het gaat klonteren, dan weet je dat het bloedgroep B is. Bij bloedgroep AB is dit iets ingewikkelder, daarbij gaat het bloed bij antistoffen tegen bloegroep-A als bloedgroep-B klonteren.
Een donor met bloedgroep AB noemen we 'de universele ontvanger'. Deze donor kan uitsluitend aan een patiënt met bloedgroep AB doneren. Wanneer een patiënt met bloedgroep AB zelf een orgaan nodig heeft, kan hij ontvangen van de bloedgroepen A, B, AB en 0.
Een vader en moeder geven ieder één kopie van het bloedgroep-gen aan hun kind door. Dit kan een A, B of O zijn. Samen bepaalt dit welke bloedgroep het kind heeft; A, B, AB of O. Je hebt dus altijd twee bloedgroep-genen.
Het AB0-bloedgroepensysteem
Het A-allel geeft bloedgroepantigeen A, het B-allel geeft bloedgroepantigeen B en het 0-allel is een recessief allel, dat niet in een bloedgroepantigeen resulteert. De allelen A en B zijn dominant ten opzichte van 0 en co-dominant ten opzichte van elkaar.
Genen van ouders bepalend
Iedereen heeft één van de volgende bloedgroepen: A, B, O of AB. Je bloedgroep erf je van je ouders. Je vader en moeder geven ieder één kopie van het bloedgroep-gen aan jou door.
Bloedgroep O-negatief
6,8% van de Nederlandse bevolking heeft bloedgroep 0-negatief (O-). Deze bloedgroep is dus zeldzaam in Nederland, maar het voordeel is dat patiënten met alle bloedgroepen bloed van donors met bloedgroep 0-negatief kunnen ontvangen. Ze worden daarom ook wel universele donors genoemd.
Mag bloed krijgen van:
O+ O- B+ B-
Je bloedgroep is erfelijk bepaald. Je wordt er mee geboren en je houdt hem de rest van je leven. Toch kan het gebeuren dat je bloedgroep verandert. Na een stamceltransplantatie krijgen patiënten namelijk de bloedgroep van de donor.
1,3% van de Nederlandse bevolking heeft bloedgroep B-negatief (B-). Deze bloedgroep is dus zeer zeldzaam, maar er zijn wel veel mensen die deze bloedgroep kunnen ontvangen van donors. Mensen met bloedgroep B-positief, B-negatief, AB-positief en AB-negatief kunnen bloed ontvangen van iemand met bloedgroep B-negatief.
De rhesusfactor (Rh) is een eiwit dat op de oppervlakte van de rode bloedcellen kan zitten en daarmee je bloedgroep bepaalt. Als de rhesusfactor op je rode bloedcellen zit, ben je rhesus positief. Dit is het geval bij 85% van de mensen. Als de factor ontbreekt, ben je rhesus negatief.
Als er tijdens de zwangerschap of bevalling bloed van uw baby in uw bloedbaan terecht is gekomen, is er een kans dat u antistoffen gaat aanmaken tegen het bloed van uw kind. De antistoffen uit de anti-D injectie herkennen de resus-D-bloedcellen van het kind en breken deze snel af.
Bloedgroep O was van de jager-verzamelaar, de oudste mens. Bloedgroep A zou volgens hem zo'n 20 duizend jaar geleden ontstaan zijn en zou passen bij de agrariër, de sedentaire mens die vooral groente verbouwde. Later ontstond toen bloedgroep B die meer paste bij boeren met melkvee.
Zo hebben Latijns-Amerikanen vaker bloedgroep O en komt bloedgroep A meer voor bij Afrikanen en Scandinaviërs, terwijl (de zeldzame) bloedgroep B dan weer vaker in Azië te vinden is.
Er zit goud in je bloed
Het lichaam bevat zo'n 0,2 milligram goud – waarvan het grootste deel zich in je bloed bevindt. Even snel rekenen: om een gouden ring van 8 gram te kunnen maken, moet je dus het bloed van 40.000 mensen aftappen.
Ook je bloedgroep bepaalt of een mug zich tot je aangetrokken voelt of niet. Uit onderzoek blijkt bijvoorbeeld dat muggen mensen met bloedgroep O twee keer zo aantrekkelijk vinden als mensen met een andere bloedgroep.
Heb je al eens bloed laten prikken door een arts? Dan staat je bloedgroep mogelijk al in je medisch dossier. Een andere manier om erachter te komen: bloed doneren. Ook dan wordt namelijk altijd je bloedgroep bepaald.
In België komen de bloedgroepen O+ (38%) en A+ (34%) het vaakst voor. Zeldzamer zijn B+ (8,5%) en AB+ (4%). Bloed zonder resusfactor is veel minder frequent: O- (7%), A- (6%), B- (1,5%) en AB- (1%). Om zoveel mogelijk complicaties uit te sluiten, geven ziekenhuizen patiënten bij voorkeur bloed van dezelfde bloedgroep.