4 antwoordenhave is voor ik, jij wij zij julllie (zijn) has is voor hij zij en het have: we have to go. has: He has to go.
Has wordt gebruikt met enkelvoudige onderwerpen en met de voornaamwoorden hij, zij en het.Have wordt gebruikt met meervoudige onderwerpen en met de voornaamwoorden ik, jij, wij en zij . To have is een onregelmatig werkwoord, wat betekent dat het correct vervoegen ervan een uitdaging kan zijn omdat het werkwoord niet de gebruikelijke regels voor werkwoorduitgangen volgt.
Wanneer gebruik je welke tijd? We gebruiken de present simple als we het hebben over feiten, gewoonten en regelmatigheden. We gebruiken de present continuous als het in het NU plaatsvindt. We gebruiken de past simple als we het hebben over feiten, gewoonten en regelmatigheden in het verleden.
De present perfect maak je met has / have + voltooid deelwoord en gebruik je bij zinnen die: iets zeggen over een actie of gebeurtenis die permanent of van lange duur is; Bijvoorbeeld: “He has lived in London since 2002.” iets zeggen over het verleden wat nu nog van belang is.
De Present Perfect kun je herkennen door de aanwezigheid van het werkwoord to have in de tegenwoordige tijd (have & has) en de -ed-vorm of -en-vorm van het hoofdwerkwoord. Daarnaast kun je woorden als ever (ooit), never (nooit), already (al), yet (nog), en since (sinds) gebruiken als herkenning van de Present Perfect.
Om een ontkennende zin te maken in present perfect continuous voeg je het bijwoord niet toe tussen “have”/”has” en “been”. In informele contexten kun je have not of has not ook samentrekken tot “haven't niet” of “hasn't”.
De past perfect continuous bestaat uit twee elementen - de past perfect van het werkwoord to be (=had been) + het tegenwoordig deelwoord (base+ing).
have is voor ik, jij wij zij julllie (zijn) has is voor hij zij en het have: we have to go. has: He has to go.
De 'onvoltooid verleden tijd' (ik had) is het equivalent van de Engelse simple past, terwijl de 'voltooid verleden tijd' (ik heb gehad) het equivalent is van de Engelse present perfect.
Richtlijn 1 voor de tijd: Houd dezelfde tijd aan als alles in hetzelfde tijdsbestek gebeurt . Als alles wat u wilt uitdrukken in dezelfde tijd gebeurt, moet u uw schrijven in die tijd houden. Als u bijvoorbeeld vertelt over een gebeurtenis die in het verleden heeft plaatsgevonden, houdt u uw schrijven in de verleden tijd.
Je gebruikt deze vorm als je het hebt over feiten, gewoonten of regelmatigheden. Om de Present Simple te vormen, gebruik je altijd het hele werkwoord (bijvoorbeeld 'walk' of 'visit'), maar bij de 3e persoon enkelvoud (he/she/it) voeg je daar nog een –s aan toe! En nu jij!
Bij het halve uur kijk je in het Engels naar het uur waar je vandaan komt en niet naar het uur waar je naar toe gaat, zoals in het Nederlands. Half 8 is dus een half uur na 7 uur en wordt 'half past 7'.
Have is tegenwoordige tijd.Had is verleden tijd.
Have en have got kun je allebei gebruiken als vertaling van "hebben". Let op dat je bij he, she en it has (got) gebruikt (de SHIT-regel). Als je de korte vormen 've en 's gebruikt, moet je er wel got achter zetten.
Will wordt meer gebruikt wanneer iets wordt voorspeld of belooft zonder tijdsaanduiding. Het gaat om een voorspelling of het geven van instructies. Going to wordt gebruikt wanneer er wél een tijdsaanduiding is. Het gaat om een bestaand plan of intentie.
Dit komt omdat de toekomst niet wordt uitgedrukt door veranderingen die worden aangebracht in de vorm van een werkwoord . In plaats daarvan kunnen we, om de toekomst uit te drukken, modale werkwoorden (zoals 'will' of 'may') toevoegen aan het begin van de werkwoordzin. Deze werkwoordfunctie wordt werkwoordmodaliteit genoemd: 4.
Present perfect continuous: als iets in het verleden begonnen is en nog steeds voortduurt en je wilt vooral de tijdsduur benadrukken, of als de handeling je irriteert, of bij de woorden 'recently' en 'lately'. Past perfect: als je meerdere momenten in het verleden bespreekt.
Je kunt de past simple herkennen door de aanwezigheid van woorden die verwijzen naar het verleden. Denk hierbij aan woorden als yesterday, last week, in 1997, when I was younger en ago.
Hoe maak je de past perfect? Je maakt de past perfect met had + voltooid deelwoord. Het voltooid deelwoord maak je bij regelmatige werkwoorden door -ed achter het werkwoord te plakken. Bij onregelmatige werkwoorden, pak je het derde woord uit het rijtje (bijvoorbeeld broken bij to break – broke – broken) .
Je gebruikt de Present Perfect als je praat over dingen die in het verleden zijn begonnen, maar nog steeds bezig (kunnen) zijn, net afgelopen zijn of invloed hebben op het heden. Er zijn een aantal signaalwoorden waarbij je de Present Perfect moet gebruiken: for, yet, never, ever, just, already, since.
Antwoord. De beide zinnen zijn correct. Als het werkwoord van de hoofdzin in de verleden tijd staat (vertelde), staat de bijzin in de indirecte rede meestal ook in de verleden tijd (had). Een tegenwoordige tijd (heeft) is echter ook mogelijk als de handeling of gebeurtenis uit de bijzin nog voortduurt in het heden.
De Pluperfect is een andere naam voor de Past Perfect en heet in het Nederlands de Voltooid Verleden Tijd. Het wordt gemaakt door het hulpwerkwoord had samen met een voltooid deelwoord.
De past continuous van elk werkwoord bestaat uit twee onderdelen: de verleden tijd van het werkwoord "to be" (was/were), en de basis van het hoofdwerkwoord +ing.