Symptomen van spasticiteit
Verhoogde spierspanning. Overactieve reflexen. Onwillekeurige bewegingen, die onder andere spasmes (korte en/of aanhoudende onwillekeurige samentrekkingen van de spieren) en clonus (reeks snelle onwillekeurige samentrekkingen) kunnen omvatten. Pijn.
Kinderen die last hebben van spasticiteit hebben een hoge spierspanning in de armen en/of benen. De armen en benen voelen stijf aan wanneer ze bewogen worden. Hoe sneller de beweging, hoe stijver de arm of het been beweegt.
Een baby 'wappert' met de armpjes en schopt met de beentjes als hij enthousiast of boos is. Na een tijdje krijgt hij door dat hij zijn armen en benen kan sturen en leert daardoor zijn bewegingen bewust in te zetten.
De gevolgen van stijfheid en spasmen
Oorzaak van de pijn is het korter worden van de weefsels door spierstijfheid, waardoor de ledematen moeilijk buigen en strekken. Deze verschrompeling of verkorting van de weefsels kan blijvend worden en dan dus pijn veroorzaken.
Hoe kan je het herkennen? Je kan de spierspanning (spiertonus) testen door iemands lidmaat passief te bewegen: Je neemt bijvoorbeeld de arm van een persoon vast en vraagt hem om niet actief mee te bewegen. Dan beweeg je de arm over een scharnierpunt, bijvoorbeeld de elleboog of de pols.
Probeer uw kindje niet met twee handen onder de oksels op te pakken, hierbij kan het kindje gemakkelijk overstrekken. U kunt het kindje beter oppakken door één hand op de buik van de baby te leggen en het kindje op die hand te draaien.
Persisterende vuistjes, weinig variatie in het bewegingspatroon, een te lage spierspanning: allemaal zaken die kunnen duiden op een afwijkende motorische ontwikkeling. Zo zijn er nog veel meer signalen om aan de bel te trekken.
Raakt het gezichtje de borst niet, dan zal de baby zijn handjes gebruiken om zich wat af te zetten om een beter zicht op de tepel te krijgen. Vervolgens zal hij met zijn handjes op zoek gaan naar de tepel. Zodra het handje de tepel gevonden heeft, gaat de baby soms eerst op het handje sabbelen om wat tot rust komen.
Iemand kan vallen, schokken, vreemde bewegingen maken, even afwezig zijn of buiten bewustzijn raken. Er wordt onderscheid gemaakt tussen partiële aanvallen waarbij het bewustzijn intact blijft en gegeneraliseerde aanvallen waarbij iemand buiten bewustzijn raakt.
De levensverwachting van mensen met een milde CP (GMFCS I,2 en 3) is normaal. Wanneer er sprake is van een ernstige CP (met een ernstige motorische beperking en een verhoogd risico op luchtweginfecties of ernstige epilepsie) is de levensverwachting korter.
We spreken van dit syndroom als er bij kinderen sprake is van drie dingen: allereerst de salaamkrampen. Dat zijn reeksen korte spasmen met buigen of strekken van de armen en in elkaar duiken. Ten tweede een stagnatie van de ontwikkeling.
Je lichaam of een deel ervan maakt herhaalde kleine of grote bewegingen. Die bewegingen zijn het gevolg van spieren die ongecontroleerd samentrekken. Je kan ze niet stoppen.
De oorzaak is een beschadiging van de hersenen of het ruggenmerg. Bijvoorbeeld door lichamelijk letsel of door een aandoening zoals cerebrale parese, een beroerte, multiple sclerose of een dwarslaesie. Spasticiteit kan in een groot deel van het lichaam aanwezig zijn of in een klein gebied.
Er bestaat momenteel geen genezing voor spasticiteit. Er zijn echter wel behandelingsopties die de symptomen onder controle kunnen houden en/of kunnen helpen verlichten.
Fladderen bij opwinding is een heel normaal verschijnsel. Bijvoorbeeld als je elkaar na een tijdje weer ziet en jouw kind heel enthousiast is. Bij heftige emoties kan het fladderen nog langer duren. Soms gaat een kind erbij springen of rondjes draaien.
Dit is een term die is vertaald vanuit het Engels en onder andere van toepassing is op baby's die een te lage spierspanning hebben. Eén van de symptomen is bijvoorbeeld dat de slappe baby zijn armen en benen weinig gebruikt.
Een kind met dyspraxie lijkt vooral onhandig, het lopen gaat moeizaam en ze vallen veel. Een bal gooien of vangen, fietsen, zwemmen en skaten, het lijkt allemaal klungelig en heel moeilijk. Het ruimtelijk inzicht is beperkt. Kinderen vinden het niet prettig in het midden van een ruimte, aan de zijkanten is prima.
Kinderen kunnen allerlei symptomen krijgen als gevolg van het hersenletsel, bijvoorbeeld verminderde eetlust, overgeven, moeite met ademhalen of slikken, verminderd bewustzijn of zelfs een coma, epileptische aanvallen, verlaagde spierspanning of slapheid.
Een baby is voor honderd procent afhankelijk van de zorg van anderen en kan nog niets zelf. Je jonge baby is dus nog helemaal afhankelijk van jou en je kan hem dus niet verwennen. Laat het goedbedoelde advies van je kraambezoek dus maar voorbij vliegen. Als hij huilt, is er iets met hem aan de hand.
Ze houden hierbij hun hoofd al goed in balans. Rond 6 maanden vinden heel wat baby's het leuk om vanuit rugligging met de handen overeind te worden getrokken. Je kind zal zijn of haar hoofd zelf rechtop houden, zijn of haar rug krommen en zelf flink meetrekken.
Een spasme is een onwillekeurige samentrekking van spieren, veroorzaakt door spasticiteit. Beiden begrippen zijn dus niet hetzelfde, maar staan wel nauw met elkaar in verband. Spasticiteit kan bij iedereen voorkomen, van jong tot oud. Soms is dit aangeboren, soms als gevolg van een ongeval of aandoening.
De spiertonus kan beoordeeld worden door palpatie en het testen van de weerstand bij passieve bewegingen over de gewrichten: hypertone spieren zijn gespannen en bieden verhoogde weerstand bij passief bewegen, terwijl hypotone spieren slap aanvoelen en geen weerstand bieden.