een vrij snel optredende zwelling van één been. een zwaar gevoel of pijn in het been. een rode of juist blauwachtige verkleuring van het been.
Als een bloedpropje een bloedvat in het been afsluit, ontstaat een trombosebeen. Het is belangrijk dat er meteen een medische behandeling volgt, omdat een trombosebeen kan leiden tot een levensgevaarlijke longembolie en of posttrombotisch syndroom. Dan heb je huidverschijnselen die niet meer verdwijnen.
Een stolsel in bijvoorbeeld een kuitader is minder ernstig en gaat vaak vanzelf weg, al dan niet geholpen met bloedverdunning en compressie met steunkousen. Het risico op post trombotisch syndroom is bij deze stolsels ook veel minder aanwezig.
Een trombosebeen uit zich klassiek met een dik, rood, warm en pijnlijk been (onderbeen, bovenbeen of beiden). Ook als een van deze vier verschijnselen aanwezig is kan dat al duiden op een trombosebeen. Dit is echter niet altijd zo.
Bij een longembolie zit er een bloedpropje in een bloedvat in de longen. Hierdoor kan het bloed er niet goed doorheen stromen. U ademt sneller dan normaal. Ademen doet pijn.
Als u misschien trombose heeft, kan een arts trombose vaststellen oftewel diagnosticeren door vragen te stellen en een bloedtest te doen. Als er vervolgonderzoek nodig is, kan de arts besluiten om echografie, flebografie, of een CT-scan te laten doen.
U mag gewoon lopen met een trombosebeen . Bedrust is niet nodig. Als het been meer pijn gaat doen of dikker wordt tijdens of na het lopen, dan moet u rust nemen. U moet het been dan zoveel mogelijk hoog houden boven heuphoogte.
Bij trombose raakt een bloedvat verstopt door een bloedstolsel. Bij een bloedstolsel in een ader spreken we van veneuze of diep-veneuze trombose (DVT), zoals bij een trombosebeen of longembolie. Bij een stolsel in een slagader spreken we van een arteriële trombose. Dit kan een hartinfarct of herseninfarct veroorzaken.
Bij acute klachten moet men denken aan een spierscheuring of een botbreuk. Progressieve klachten kunnen ontstaan door overbelasting (bijv. door sporten). Ook kunnen deze klachten ontstaan door een beenlengteverschil, of een afwijkende voet- en/of beenstand waardoor spieren verkeerd op spanning komen te staan.
Hebt u een bloedstolsel in uw been (trombosebeen) of in uw longen (longembolie), dan komt u op de Spoedeisende Hulp. Er wordt gestart met bloedverdunnende medicijnen. Bij een longembolie is een ziekenhuisopname nodig van ongeveer vier dagen om u de juiste injecties te kunnen geven.
Soorten trombose
Sluit een bloedstolsel een ader (een vene) af, dan noemen we dat een veneuze trombose. Dit gebeurt vaak in de benen, dan ontstaat een trombosebeen. Een stolsel uit het been of buikholte kan afbreken en in de longen terecht komen. Dat heet een longembolie.
De klachten beginnen meestal kort na de trombose. Maar het kan ook een paar maanden duren. Meestal krijgt u last binnen een jaar na de trombose. Soms gaan de klachten niet meer over.
Behandeling van een aderontsteking
Meestal is er geen behandeling nodig. De aderontsteking gaat vanzelf over in een paar weken. Soms zijn bloedverdunners nodig.
Symptomen van een diepe veneuze trombose
Een trombose kan optreden in de lies, het dijbeen, de knieholte, de kuit of voetzool. In het laatste geval zijn staan en lopen bijzonder pijnlijk.
Sta niet te lang stil, vermijd zwaar tillen. Sporten mag, meestal met steunkous(en). Wandelen, fietsen, (hard) lopen en zwemmen zijn gezonde sporten, ook als u een trombosebeen heeft gehad.
Een gezond voedingspatroon met veel vezels, groente en fruit, vis en weinig rood vlees, geraffineerde graanproducten en fastfood kan de kans op het ontwikkelen van een trombose in de aders of slagaders verkleinen. Noot 1.
Een bloedstolsel in de ader van het been schiet los, passeert het hart en loopt vast in één van de longslagaders. Het achterliggende weefsel kan afsterven. Het posttrombotisch syndroom (PTS). Het stolsel dat in de beenaderen is ontstaan kan de aderkleppen aantasten, waardoor het bloed makkelijk kan terugstromen.
Bloedverdunners lossen het bloedstolsel zelf niet op, maar geven je lichaam meer tijd om het stolsel op te ruimen. Als je bloed minder snel stolt dan normaal, heb je meer kans op bloedingen. Bijvoorbeeld als je je stoot of verwondt. Het is daarom belangrijk dat je de juiste hoeveelheid bloedverdunners krijgt.
Bij onderzoek naar trombose in het been onderzoeken we uw bloed met een d-dimeertest. Als uw huisarts vermoedt dat u een bloedstolsel (trombose) in uw been heeft, is het belangrijk dat we onderzoeken of dit inderdaad het geval is.
Vanaf 65 jaar neemt het risico op trombose toe. Maar ook jonge en sportieve mensen krijgen soms te maken met trombose.
Een bekend voorbeeld van trombose in een slagader is de trombose van de kransslagaders van het hart. Hoe beter de bloeddoorstroming is, hoe minder de kans op trombose. Wanneer een stolsel losschiet en meegevoerd wordt met de bloedstroom noemen we dit een embolie.
Een oppervlakkige veneuze trombose (afgekort “OVT”) is een verstopping door gestold bloed van de oppervlakkige afvoerende aderen in het been. Soms wordt ook de term “tromboflebitis” gebruikt, waarmee de hierbij optredende aderontsteking wordt bedoeld.