6/8-maat, zesachtstemaat:
Het bovenste getal: de 6 betekent dat de maat voorbij is na zes achtste noten. Je telt EEN twee drie *vier* vijf zes.
Bij de regelmatige twaalf achtsten maat komen er telkens 12 tellen in iedere maat. De achtste noot is teleenheid. De accenten worden weergegeven door het ">" tekentje. Deze twaalf achtsten maat is samengesteld en bestaat uit 4 groepjes van 3.
Als we van de achtste noot weer twee keer zo klein gaan, krijgen we een zestiende noot die maar een kwart tel lang is (er passen vier van deze noten in één tel). De zestiende noot heeft twee vlaggetjes aan de stok.
Als voorbeeld van een maatsoort kijken we naar 2/4, spreek uit: twee-vierde maatsoort. Het cijfer 2 betekent dat hier elke maat twee tellen heeft, en het cijfer 4 betekent dat elke kwartnoot één tel zal duren.
Ritmegevoel is iets wat niet aangeleerd kan worden. Je moet een aangeboren talent voor ritmegevoel hebben anders wordt het nooit iets. Afrikanen hebben allemaal een beter ritmegevoel dan Westerlingen.
Een halve noot duurt in een 4/4 maat 2 tellen (volgens het onderste cijfer). Staat er een punt achter, dan komt de helft erbij. De helft van 2 is 1, dus duurt hij in totaal 3 tellen.
Achtste noot en zestiende noot
Een achtste noot is de helft van een kwart noot. Er passen dus 2 achtste noten in een kwart noot, 4 achtste noten in een halve noot en 8 achtste noten in een hele noot. De nootduur van een achtste noot is een halve tel.
Een 6/8-maat daarentegen is een even maatsoort, samengesteld uit twee drietelsmaten, dus met hoofdaccent op de eerste achtste tel en een nevenaccent op de vierde tel. Een 2/4-maat met twee triolen is ritmisch geheel gelijk aan een 6/8, zodat men een 6/8-maat, zeker bij hoge tempi, in tweeën telt.
4/4: er wordt geteld in kwartnoten en er passen vier kwartnoten in een maat.
3/4-maat, driekwartsmaat:
Het onderste getal: de 4 staat voor kwartnoot. Het bovenste getal: de 3 betekent dat de maat voorbij is na drie kwartnoten.
Je zou 5/8 dus kunnen tellen als EEN twee drie / vier vijf of als EEN twee / drie vier vijf. Gaat het echt heel snel, zoals veel Bulgaarse volksmuziek, dan gaan die groepjes zelfs aanvoelen als bijvoorbeeld een korte tel + een lange tel (groepje van 2 + groepje van 3).
' De eerste tel klinkt iets harder dan de vierde tel. Een 3/2 maat betekent dat je 3 halve noten moet tellen voor 1 maat. 1 halve noot is 2 kwartnoten waard. Probeer gelijkmatig tot 6 te tellen, met de nadruk op de oneven getallen: 'EEN-twee-DRIE-vier-VIJF-zes, EEN-twee-DRIE-vier-VIJF-zes.
Maatsoort: vierkwartsmaat
In een nummer dat in vierkwartsmaat staat, zijn er 4 tellen in elke maat. Hopelijk herinner je je dat elke tel overeenkomt met een kwart noot (meestal, in ieder geval wel in vierkwartsmaat). In elke maat passen dus 4 kwart noten, vandaar dat de naam van deze maatsoort “vierkwartsmaat” is.
De lengte van een geografisch nummer bedraagt in Nederland tien cijfers (hierbij is de +31 weggelaten, maar niet de eerste 0). In België zijn dit negen cijfers. De lengte van een niet-geografisch nummer kan variëren.
In die lijnen zie je verticale lijnen die de muziek in maten verdelen. Een maat is de ruimte tussen twee verticale lijnen. Om het aantal in een maat te vinden, tel je de noten met een kwart noot als basis tel. Schrijf het aantal tellen dat elke noot krijgt boven de maat, en tel ze dan bij elkaar op voor de maat.
Enkele voorbeelden van maatsoorten:
Bij deze afbeelding staat de 2 boven en de 4 onder, dit noemen we een 2-kwarts maat. Omdat de 2 boven staat hebben we in iedere maat 2 tellen. En omdat de 4 onder staat duurt de kwart noot 1 tel. Bij deze afbeelding staat de 3 boven en de 8 onder, dit noemen we een 3-achtste maat.
Noten van verschillende lengtes vormen samen een ritme. Het ritme van een muziekstuk hangt sterk samen met de maatsoort en met de afwisseling van sterke en zwakke maatdelen. Denk bijvoorbeeld aan het ritme van je hart, of aan het ritme van een tikkende klok (tik tak tik tak).
Een muzieknoot noteer je op de lijnen (dan loopt de lijn door de noot heen) of tussen de lijnen van de notenbalk. Deze komen overeen met de witte toetsen van de piano. Hoe hoger de noot klinkt, hoe hoger deze op de notenbalk staat. Hoe lager de noot klinkt, hoe lager op de notenbalk.
De langste notenduur die in onze tijd in het algemeen gebruikt wordt is de hele noot. Vaak wordt daar een waarde van vier tellen aan toegekend als de teleenheid de kwartnoot is. In vroeger eeuwen hebben nog langere notenwaarden dan de hele noot bestaan. Een oude naam voor de hele noot is de semibrevis.
Iemand die al over een beetje kennis van de piano en muzikaliteit beschikt, kan in vier maanden piano leren spelen. Een beginner kan hetzelfde in zes maanden doen. In deze vier of zes maanden ontdekt de beginnend muzikant alleen de basis van het instrument.
De C-sleutel is een teken aan het begin van de notenbalk dat de toonhoogte van de genoteerde noten bepaalt. De noot op de lijn die door het midden van de sleutel loopt is de toon c.
Om de G-sleutel te tekenen begin je onderaan de notenbalk en eindig je met een krul op de 2e lijn van de notenbalk. Op deze plaats is de “G” noot gelegen. Nu weten we welke toon hoort bij de noot op die tweede lijn van de notenbalk.
Een halve noot staat tot een kwartnoot als 2:1 in tijdsduur. Er passen dus twee kwartnoten in één halve noot. Er passen dus ook vier kwartnoten in een hele noot. Een kwartnoot staat tot een achtste noot als 2:1 in tijdsduur.