Ben je gezond, minstens 18 jaar, niet ouder dan 55 en woon je in Nederland? Dan kun je je aanmelden als stamceldonor. Voor personen tussen de 18 en 35 jaar is de aanmelding kosteloos. Aanmeldingen in de leeftijd 36-55 jaar worden gevraagd om een eenmalige bijdrage van € 35,-.
Criteria voor stamceldonoren
U mag geen ziekten hebben die via bloed overdraagbaar zijn en die nadelig kunnen zijn voor de ontvanger. De patiënt en u moeten een identieke weefseltypering (HLA-typering) hebben. Uw eigen bloedvorming in het beenmerg moet normaal zijn. U mag niet zwanger zijn.
Heb je een verhoogd risico op hepatitis B, syfilis of HIV (AIDS)? Onderstaand gedrag geeft statistisch een verhoogd risico op hepatitis, syfilis en HIV (AIDS). Om de ontvangers van stamcellen te beschermen tegen deze ziektes kun je met dit gedrag niet registreren als stamceldonor.
“Iedere inschrijving van een donor kost de stichting 35 euro. Wanneer we deze besteden aan een potentiële match, is dit rendabeler dan dat we dit aan mensen ouder dan 35 jaar uitgeven die minder kans hebben op een match,” legt Bert Elbertse van Stichting Matchis uit.
Stamcellen doneren uit het beenmerg doet geen pijn, de donatie is namelijk altijd onder algehele narcose. Ingewikkeld is de afname niet. In de ochtend word je verwacht op de afdeling en word je onder narcose gebracht. Met een dikke naald worden de stamcellen uit de achterste rand van het bekken gehaald.
Als je bloed, plasma of bloedplaatjes doneert, krijg je daar helaas geen geld voor. Je doneert altijd op vrijwillige basis. Wel kun je je reiskosten terugvragen en krijg je af en toe een cadeautje als blijk van waardering.
Aan het afnemen van het beenmerg zelf zijn geen risico's verbonden, behalve het geringe risico van de algehele narcose. Er kan een lichte bloedarmoede ontstaan na de beenmerg-afname, wat vermoeidheid kan veroorzaken. Vaak krijgt u voor een maand ijzertabletten mee om dit tekort weer aan te vullen.
De belangrijkste bijwerkingen van een stamceltransplantatie zijn een verhoogd risico op infecties en bloedingen (hemorragie, bloeduitstortingen). Dat zijn niet de bijwerkingen van de stamceltransplantatie zelf, maar van het feit dat vóór de transplantatie je eigen (resterende) beenmerg volledig vernietigd moet worden.
Hoe vaak mag je doneren? Je mag tot 3 keer stamcellen doneren voor een niet-verwante patiënt. Als je wordt opgeroepen doneer je meestal maar één keer. Mochten jouw stamcellen daarna nodig zijn voor een familielid, kun je daarvoor nog in aanmerking komen.
Er zijn twee manieren om stamcellen af te nemen. Het kan via het bloed (PBSC: perifere stamcelbloeddonatie) of via het beenmerg. In tweederde van de gevallen wordt gekozen voor stamceldonatie via het bloed. Het is de arts die bepaalt welke vorm wordt gekozen.
Op het moment dat u uit het ziekenhuis wordt ontslagen, zijn uw conditie en uw afweersysteem nog niet hersteld. Gemiddeld duurt dit na een autologe transplantatie een halfjaar en na een allogene transplantatie een jaar. Daarom zult u gedurende dit halfjaar of jaar te maken krijgen met beperkingen in uw dagelijks leven.
Iemand die ooit drugs gespoten heeft, kan nooit bloeddonor worden, ook niet wanneer het spuiten twintig jaar geleden is. De bloedbank noemt dit een principekwestie.
Je kunt je aanmelden als bloeddonor als je tussen de 18 en 65 jaar oud bent. De eerste donatie moet plaatsvinden voordat je 65 geworden bent. Eenmaal donor, dan is bloed geven mogelijk tot en met 79 jaar. Voordat je echt bloed mag geven, moet je eerst medisch gekeurd worden door een arts van de bloedbank.
Als je stamceldonor bent, is de kans dat je wordt opgeroepen jaarlijks 1 op 1000. De kans dat een willekeurige patiënt met een willekeurige donor matcht, is 1 op 50.000. Maar de kans wordt nog kleiner bij een niet-westerse achtergrond.
Sommige organen en weefsels zijn geschikt voor transplantatie. Bij orgaandonatie gaat het om: hart, nieren, lever, longen, alvleesklier en darmen. Bij weefseldonatie zijn vooral geschikt: huid, botweefsel, oogweefsel, hartkleppen, bloedvaten en zenuwweefsel.
Dat is een eenvoudigere procedure die lijkt op gewoon bloed geven. De donor krijgt twee prikken en via een infuus stroomt het bloed van de donor naar een machine. Die machine haalt de stamcellen eruit en het bloed gaat terug naar de donor. Dat duurt een paar uur, en dan mag de donor weer naar huis.
Deze behandeling vernietigt de zieke cellen. Met de transplantatie krijgt de patiënt nieuwe, gezonde stamcellen. Stamcellen toedienen gebeurt via een bloedtransfusie. De nieuwe stamcellen vinden vanuit het bloed zelf hun weg naar de beenderen waar ze in actie schieten en bloed aanmaken.
Stamcellen komen overal voor in ons lichaam. De bekendste zijn die uit het beenmerg: dit zijn cellen die voortdurend nieuwe bloedcellen maken. Andere stamcellen maken bijvoorbeeld continu nieuwe huidcellen die de dode cellen (huidschilfers) vervangen. Iedere stamcel heeft een eigen taak in het lichaam.
Het bevindt zich vooral in het bekken, de wervels, de ribben, het borstbeen en de schedel, maar ook in botten van armen en benen. Het niet-actieve, zogenoemde 'reserve beenmerg' bestaat vooral uit vetcellen en is geel. Het speelt een belangrijke rol bij de aanmaak van bloed. Beenmerg bevat stamcellen.
Een stamceltransplantatie kost rond de 35.000 tot 40.000 euro. Net zoveel als een jaar lang zware MS-remmende medicatie.
De gemiddelde kosten van een autologe beenmergtransplantatie bij non-Hodgkin-patiënten kwamen hierdoor op ongeveer ƒ 63.400,-.
Iedereen in Nederland vanaf 18 jaar komt in het Donorregister te staan. Op www.donorregister.nl vult u uw keuze in. Dan weet uw partner, uw familie, vriend of vriendin, of u na uw overlijden orgaan- en weefseldonor wilt worden.
In Nederland kost een zakje rode bloedcellen (een eenheid) E200,-. Dat is het dubbele van wat er in België en Duitsland wordt betaald. In België kost een zakje bloed E100,-, in Duitsland E80,-. Alleen in Italië, waar twee bloedbanken zijn, is er één bloedbank met een hogere prijs: E220,-.
Mannen mogen maximaal vijf keer per jaar bloed doneren en vrouwen drie keer. Dat verschil is er omdat vrouwen een kleinere ijzervoorraad hebben. Hoeveel ijzer je hebt, is belangrijk voor het herstel na een donatie.