Nadat je een aantal alinea's met argumenten geschreven hebt, kun je je tekst nog sterker maken door een tegenargument te geven en deze te weerleggen. Ook dit doe je in een aparte alinea. Je bedenkt je dan waarom iemand het juist niet eens zou zijn met jouw standpunt.
Met een tegenargument of een tegenwerping ontkracht je een standpunt of een argument, je maakt dat standpunt of argument minder aanvaardbaar.
Om een tegenargument te formuleren, geef je antwoord op de volgende vragen: Wat is een logisch tegenargument met betrekking tot jouw standpunt? Dit is je kernzin. Dit is altijd de eerste of tweede zin van de paragraaf of alinea.
Ik doe liever geen eindexamen (standpunt), want ik kan niet goed tegen die spanning (waarderend argument). Dan wordt het voor jou belangrijk om te leren omgaan met die spanning (tegenargument), dan ga jij ook graag examen doen (standpunt).
Hier leggen we je uit wat een drogreden is! Een drogreden is een foutief argument. Vaak lijken drogredenen aannemelijk, maar dat zijn ze niet. Een drogreden kan een fout argument zijn omdat een argumentatieschema niet goed gebruikt wordt of doordat er een discussieregel wordt overtreden.
doet ter zake en ondersteunt je standpunt op een constructieve manier; weerlegt mogelijke tegenargumenten; is belangrijk en dwingend zodat de tegenpartij het niet zomaar naast zich kan neerleggen.
Goede argumenten voldoen aan twee eisen: Een goed argument is juist. Dat wil zeggen: het is waar wat je zegt. Een goed argument is daarnaast geldig: het gaat over het onderwerp van het meningsverschil en niet over iets anders.
In een betoog kondig je jouw argument aan met een zin als: “Een belangrijk argument voor de stelling is…” Als je meerdere argumenten gebruikt, behandel dan per alinea één argument. Dat is fijn voor je eigen overzicht, maar ook die van de lezer.
Weerleggen = 1) Aantonen dat een bepaalde conclusie niet correct of mogelijk is 2) Beantwoorden met tegenbewijzen 3) Bestrijden 4) De onjuistheid aantonen 5) Een zin met weerleggen 6) Ondervangen 7) ontkrachten 8) Ontzenuwen 9) Refuteren ...
Tegenwerping – Jouw opvatting over iets stellen tegenover de mening van een ander. Toepassing – Aangeven wat je aan iets hebt, hoe je het kunt gebruiken. Voorwaarde – Iets dat nodig is of eerst moet gebeuren voordat iets anders kan gebeuren. Weerlegging – Laten zien dat een argument/argumentatie niet juist is.
Objectieve (feitelijke) argumenten kun je altijd controleren op hun juistheid. Subjectieve argumenten niet.
Standpunt en argument
Wanneer je een bepaalde mening hebt over iets, oftewel een standpunt, en je wil iemand anders overtuigen van jouw mening, dan gebruik je argumenten om jouw standpunt te onderbouwen.
Het SExI-argumentatiemodel
i staat voor drie woorden: State, Explain en Illustrate. Bij 'State' geef je met zo min mogelijk woorden aan dat de kern van je argument is. Daarna ga je bij 'Explain' stapsgewijs uitleggen wat je daarmee bedoelt. Tot slot geef je een voorbeeld waardoor het argument echt gaat leven.
Een tegenargument herken je aan dezelfde signaalwoorden als die waaraan je argumenten herkent: dat blijkt uit, immers, namelijk, omdat, de reden hiervoor is en want.
Een drogreden is een redenering die niet helemaal opgaat. Iemand suggereert een geloofwaardig verband tussen twee dingen, maar als je scherp luistert, is de redenering veel te kort door de bocht.
Bij signaalwoorden van tegenstelling wordt er iets gezegd en daarna wordt het tegenovergestelde van datgene gezegd. Een ander woord voor tegenovergestelde is omgekeerde. Het tegenovergestelde van blij is bijvoorbeeld boos en het tegenovergestelde van rechts is links.
Stelling: De regering heeft een goed milieubeleid. Standpunt: Ik vind dat de regering geen goed milieubeleid voert. Standpunten herken je aan signaalwoorden als: ik vind, volgens mij, kortom, alles bij elkaar genomen denk ik dat, dus.
Hoe leer je signaalwoorden? Het eerste wat ik je kan vertellen is dat het stampen, stampen, stampen en herhalen, herhalen, herhalen is. Wat ik vaak doe is dat ik de woordenlijst erbij pak en de woorden een keer overschrijf op papier. Dit zorgt ervoor dat de woorden al in mijn hoofd komen.