Rechts afslaan: eerst in de binnenspiegel, dan voor de auto, daarna in de rechter buitenspiegel en in de dode hoek* (deze zit aan de rechterkant in het achterste zijraam. Denk er om dat je niet te veel met je lichaam draait om positieverandering te voorkomen).
Buiten de auto controleer je of de kentekenplaten, spiegels en ruitenwissers er op zitten. Ook controleer je of er geen beschadigingen aan de auto of verlichting zijn. Verder beoordeel je of de wielen en de banden in goede staat zijn. Maar ook controleer je of er geen vloeistoffen lekken onder de auto.
Wanner je wilt afslaan kijk je altijd eerst in de binnenspiegel voordat je iets gaat doen. Wil je afslaan naar links? Kijk dan in de linker spiegel en wanneer je naar rechts afslaat, kijk je in de rechter spiegel. Als de weg vrij is, kun je afslaan.
Als je rechts afslaat, maak je een kleine bocht. Je komt dan in de rechter zijweg aan de rechterkant van de weg uit. Als je links afslaat, maak je een grote bocht. Je moet de bocht zo maken dat je in die zijstraat weer aan de rechterkant van de weg uitkomt.
Om goed overzicht te krijgen wat er op het kruispunt gebeurt kijk je altijd eerst naar links, dan naar voren en dan rechts. Kijk in ieder geval minstens 2 keer (o.a. omdat de raamstijlen voor grote dode hoeken kunnen zorgen) maar het kan zijn dat je veel vaker moet kijken om goed overzicht te krijgen.
Als leidraad kun je aanhouden. Wegrijden 0 tot 20 km/h in zijn 1 vanaf 20 km/h tot 35 in de 2 vanaf 35 tot 50 km/h in zijn 3 vanaf 50 tot 80 km/h in zijn 4 vanaf 80 tot 120 in zijn 5 constante snelheid vanaf 90 in zijn 6 let op!
Van de 28 inzichtvragen moet je er 25 goed hebben. Je mag in dit onderdeel dus maximaal drie vragen fout beantwoorden. Bij gevaarherkenning krijg je 25 vragen waarvan je er 13 of meer goed moet hebben. Hier mag je dus maximaal twaalf fouten maken.
Instappen auto
Terwijl je naar de auto loopt, bekijk je alvast de omgeving en bepaal je hoe je het beste weg kunt rijden. Loop om de auto heen, tegen het verkeer in, naar het portier. Zo kun je goed reageren als er iets aan komt. Open het portier zo ver als nodig, stap in en sluit het portier.
Welke vragen kunnen er worden gesteld? Waar zit de tank voor de koelvloeistof en hoe vul ik deze bij? Waar vind ik de olie en hoe weet ik wanneer ik genoeg olie heb bijgevuld? Waar zit de tank voor de ruitensproeier vloeistof en hoe vul ik deze bij?
Bij een spiegeling in de y-as, vervang je elke 'x' door '-x'. Als de functie f(x) = 2x 2 + 4x – 3 wordt gespiegeld in de y-as, wordt de nieuwe formule dus f(x) = 2(-x) 2 + 4 * (-x) -3 = 2x 2 -4x-3.
Om veilig in te voegen, is het belangrijk dat u even hard rijdt als het andere verkeer op de snelweg. Gebruik de invoegstrook daarom om op snelheid te komen, zodat u er makkelijk tussen kunt komen. Rijdt u te langzaam, dan moeten andere weggebruikers op de rem trappen.
Op grond van artikel 54 RVV zijn het links afslaan en van rijstrook wisselen om in te halen bijzondere manoeuvres. De bestuurder die een bijzondere manoeuvre uitvoert, moet het overige verkeer voor laten gaan.
Voor het grootste deel rijd je op aanwijzingen van de examinator. Die kijkt of je veilig en zelfstandig rijdt. Daarbij let hij onder meer op de beheersing van de auto, kijkgedrag en voorrang verlenen. Dat geldt voor alle zeven examenonderdelen.
Als je geen dag meer kunt kiezen, probeer dan wel om een goed tijdstip af te spreken. De slechtste tijd is 08:00 uur 's morgens. Dan slaagt slechts 45,6 procent van de kandidaten. De beste tijd is vlak daarna om 08:55 uur en 09:50 uur, het slagingspercentage is dan hoger dan 52 procent.
Een goede voorbereiding is het halve werk, ook voor het rijexamen. Dan zijn de zenuwen meestal wat minder. Het kan helpen als je eerst een tussentijdse toets doet. Dan raak je al een beetje gewend aan de examensituatie.
Veel mensen zullen niet eens weten wat een uitritconstructie eigenlijk is, al komen ze er dagelijks over. En dat betekent nogal wat: volgens de verkeersregels in Nederland moet iedereen die een uitrit verlaat al het kruisende verkeer voorrang verlenen, zelfs voetgangers.
De korte bocht gaat voor de lange bocht. Als jij afslaat naar rechts, zal degene die naar je toekomt en dezelfde weg in wilt, en dus linksaf slaat, jou voor moeten laten gaan. Jij gaat naar rechts: korte bocht, hij gaat naar links: lange bocht. Een tram heeft altijd voorrang.
Alle weggebruikers moeten bestuurders van een voorrangsvoertuig voor laten gaan. Bestuurders die afslaan, moeten het verkeer voor laten gaan dat hun op dezelfde weg tegemoetkomt of dat zich op dezelfde weg naast, links of rechts dicht achter hen bevindt, voor laten gaan.