Een hypothese is een voorlopige stelling waarin je aangeeft wat je verwacht te vinden in je onderzoek. Vervolgens toets je deze hypothese met behulp van je wetenschappelijke onderzoek, zoals een experiment of correlationeel onderzoek. Je stelt de hypothese altijd op voordat je het onderzoek uitvoert.
Voordat je een of meerdere hypothesen gaat opstellen formuleer je een hoofdvraag. Hier vloeit je hypothese dan op een natuurlijke manier uit voort. De hoofdvraag is de vraag die je wilt beantwoorden met je onderzoek. De hypothese is een verwachting van de uitkomst van het onderzoek.
Wanneer je een goede onderzoeksvraag hebt bedacht ga je een hypothese opstellen. In het onderzoek maak je vaak gebruik van hypothesen om te bepalen wat voor experiment je moet doen om je vraag te beantwoorden. In het kort is een hypothese een mogelijke verklaring van een fenomeen.
In een onderzoeksvraag formuleer je wat je wilt weten en hoe je daar achter denkt te komen, terwijl je in een hypothese al een uitkomst formuleert. Je onderzoeksvraag beantwoord je meestal met een aantal hypothesen.
De eerste stap om tot een juiste onderzoeksvraag te komen is het beantwoorden van de vraag 'waarom ga je onderzoeken, evalueren of monitoren? ' Het beantwoorden van deze vraag geeft je een beeld van het soort onderzoeksvraag dat je gaat stellen, welke informatie je nodig hebt en welke antwoorden je nodig hebt.
Hypothesen zijn anders dan verwachtingen: ze zijn eigenlijk het vervolg erop. Is een aanname nog een algemene verwachting over de resultaten, een hypothese wordt heel specifiek geformuleerd over een eigenschap in je populatie. Verder omschrijf je de aard van je veronderstelling en de richting, tenminste als die er is.
Je probleemstelling beschrijft het probleem dat onderzocht wordt. De doelstelling geeft aan waar het onderzoek inzicht gaat verkrijgen. De hoofdvraag (of centrale onderzoeksvraag) is de vraag met betrekking tot het probleem waarop je scriptie een antwoord geeft.
Bij hypothese toetsen wordt een hypothese H0 getest tegen een hypothese Ha. H0 is de nulhypothese en Ha is de alternatieve hypothese. Ha wordt ook wel H1 genoemd. De alternatieve hypothese is meestal de onderzoekshypothese, die alleen aangenomen (ondersteund) wordt door de nulhypothese te verwerpen.
Strikt genomen is de p-waarde een maat voor de kans dat de nulhypothese ten onrechte is verworpen (en het gevonden verschil tussen onderzoeksgroepen dus in werkelijkheid op toeval berust). Praktisch gezien is de p-waarde een waarde tussen 0 en 1, die wordt bepaald door middel van een statistische toets.
Een goede onderzoeksvraag bevat dus altijd 3 of 4 aspecten om hem goed af te bakenen: Wat? Wanneer? Waar? Wie?
Onderzoeksvragen zijn de vragen die je in je scriptie beantwoordt. Deze vragen geven structuur aan de scriptie. De soort onderzoeksvragen die je stelt, hangen bovendien sterk samen met het soort onderzoek dat je doet. De belangrijkste onderzoeksvraag waarop je antwoord geeft, is de hoofdvraag.
In je onderzoeksopzet beschrijf je wat je wilt gaan onderzoeken, bij wie of wat je dit gaat onderzoeken, wat voor soort onderzoek je gaat doen, welke onderzoeksinstrumenten je hiervoor gaat inzetten en hoe je de data gaat verzamelen en analyseren.
Methode 1: 6 W-vragen
Wie heeft het probleem? (onderzoek wie de betrokkenen zijn) Wanneer doet het probleem zich voor? (onderzoek mogelijke situaties) Waar doet het probleem zich voor? (onderzoek of je bepaalde probleemgebieden kunt aanwijzen) Waarom is het een probleem? (onderzoek wat de gevolgen kunnen zijn).
Formuleer een open vraag
Begin hoofdvragen bijvoorbeeld met de volgende woorden: 'in hoeverre', 'welke' of 'wat'. Hiermee kun je gemakkelijk een open vraag formuleren en een breder onderzoek doen. Voorkom echter het gebruik van 'waarom' in je hoofdvraag. Dit maakt je onderzoek te breed en niet specifiek genoeg.
Er is geen betekenisverschil. Sommige woorden hebben een meervoud op -en en op -s. Doorgaans is er geen betekenisverschil, wel kan er een stijlverschil zijn.
Een werkhypothese of onderzoeksvraag wordt afgeleid uit een wetenschappelijke theorie. Een hypothese wordt zodanig verwoord, dat ze in een geschikte onderzoeksopzet falsifieerbaar is, dat wil zeggen verworpen kan worden.
Het formuleren van deelvragen en hypothesen
Een onderzoeksvraag is vaak te groot om eenvoudig te kunnen beantwoorden. Om het onderzoek beter uit te kunnen voeren is het daarom verstandig om je onderzoeksvraag op te splitsen in een aantal deelvragen.
De nulhypothese (H0) kan worden getoetst door statistische toetsing. Als de gevonden waarde significant verschilt van de verwachte waarde onder de nulhypothese, kunnen we de nulhypothese verwerpen. De nauwkeurigheid van statistisch significante resultaten worden doorgaans weergegeven door de p-waarde.
De p-waarde (p-value) is een getal tussen 0 en 1, waarmee je bepaalt of een steekproefuitkomst statistisch significant is. Wanneer de p-waarde kleiner is dan het gekozen significantieniveau kun je stellen dat dat de gevonden uitkomst extreem genoeg is om je nulhypothese te verwerpen.
Maak een lijst van alle scores en vind het gemiddelde. Trek het gemiddelde af van iedere score om de afstand (afwijking) tot het gemiddelde te berekenen. Bereken voor iedere afwijking het kwadraat. Tel alle gekwadrateerde afwijkingen bij elkaar op.