In het Nederlandse rechtssysteem rust de bewijslast in een civiele procedure volgens de hoofdregel op de partij die een bepaald rechtsgevolg wil bewerkstelligen. Deze partij moet de feiten stellen en, indien deze voldoende betwist worden, ook bewijzen.
Bewijslastverdeling bij de rechter
Als hoofdregel geldt: de inspecteur bewijst de inkomensverhogende elementen en de belanghebbende de inkomensverlagende elementen (zoals een aftrekpost). De rechter heeft de vrijheid om het bewijs te waarderen. De rechter blijft in de bewijsverdeling wel redelijk.
U kent vast wel het mantra “wie stelt, bewijst”. Dat mantra geeft de hoofdregel in het civiele bewijsrecht weer. Namelijk: degene die zich op de rechtsgevolgen van een bepaalde stelling beroept, draagt de bewijslast van juistheid van die stelling.
De hoofdregel van het bewijsrecht is eenvoudig: wie zich beroept op rechtsgevolgen van gestelde feiten of rechten moet die feiten of rechten bewijzen (bewijslast). Lukt dat niet, dan worden de effecten van het bewijsrisico ondervonden: de rechter wijst de vordering af.
Bij een bewijsopdracht in een tussenvonnis, stelt de rechtbank een partij in de gelegenheid om aanvullend bewijs aan te leveren van een bepaalde stelling. Bijvoorbeeld om schade te bewijzen.
Bewijslast volgens de wet
Als een partij derhalve stelt dat bepaalde feiten en omstandigheden zich hebben voorgedaan en op grond daarvan een vordering instelt, dan zal die partij de juistheid van die feiten en omstandigheden moeten bewijzen. Met andere woorden; die partij draagt de bewijslast.
In een rechtszaak heeft degene die een bewering naar voren brengt, meestal de last om voldoende bewijs te leveren om het te ondersteunen. Dit betekent dat ze overtuigende en geloofwaardige bewijzen moeten presenteren die hun standpunt onderbouwen.
Bewijs is in het strafrecht de informatie die aantoont dat de verdachte datgene heeft gedaan waarvan hij beschuldigd wordt. De beschuldiging staat normaal gesproken in de tenlastelegging, opgesteld door de Officier van Justitie als vertegenwoordiger van de staat.
Om tot een bewezenverklaring te komen, moet er sprake van voldoende wettig en overtuigend bewijs. De eis dat er voldoende wettig bewijs is, houdt in dat er een minimum aan bewijs aanwezig moet zijn in het dossier om een verdachte te kunnen veroordelen.
Voor een bewezenverklaring zijn slechts twee bewijsmiddelen nodig. Dit noemen we ook wel het strafrechtelijk bewijsminimum. Bij huiselijk geweld kan dit bewijs bijvoorbeeld bestaan uit een aangifte en een proces-verbaal van bevindingen van de politieagenten die bevestigen dat de aangeefster letsel had.
De bewijslast kan worden omgekeerd indien: informatiebeschikking is opgelegd (en onherroepelijk geworden) u heeft niet de vereiste aangifte gedaan (vragen zijn onjuist beantwoord of niet beantwoord) de inspecteur heeft u uitnodigt (of aangemaand) om aangifte te doen en u doet dit niet.
150 Rv (Wie stelt moet bewijzen) De partij die zich beroept op rechtsgevolgen van door haar gestelde feiten of rechten, draagt de bewijslast van die feiten of rechten, tenzij uit enige bijzondere regel of uit de eisen van redelijkheid en billijkheid een andere verdeling van de bewijslast voortvloeit.
Iedereen wordt geacht onschuldig te zijn.
Zonder het bewijs van schuld kan niemand worden veroordeeld.
Het wettelijk vermoeden dat een wet met bepaalde rechtshandelingen of feiten verbindt, wijzigt het voorwerp van het bewijs of stelt, in voorkomend geval, degene ten voordele van wie het bestaat, ervan vrij het bewijs ervan te leveren.
Dat houdt in dat de bewijsconstructie die in geval van bewezenverklaring moet worden gebouwd, in beginsel logisch sluitend moet zijn en geen reële ruimte mag laten voor alternatieve verklaringen of scenario's, waarin de verdachte níet als dader valt aan te merken.
Grofweg zijn er vier belangrijke bewijspijlers: reëel bewijs, demonstratief bewijs, documentair bewijs en getuigenbewijs .
Grote hoeveelheid informatie. Nadat een smartphone (rechtmatig) is ontgrendeld heeft de politie in beginsel toegang tot alle informatie op het apparaat. De gemiddelde smartphone bevat informatie over locaties en bezigheden van een verdachte. Op die manier kan er een enorme hoeveelheid privégegevens worden uitgelezen.
Wat is bewijslast? De verplichting tot het leveren van bewijs in een proces.
Het ontduiken van de bewijslast is een drogreden die twee vormen kan hebben: Ontduiken van de bewijslast: een standpunt wordt zo gepresenteerd dat het lijkt alsof er geen bewijs nodig is. Verschuiven van de bewijslast: een standpunt wordt zo geformuleerd dat de ander moet bewijzen dat het niet zo zou zijn.
“De partij die zich beroept op rechtsgevolgen van door haar gestelde feiten of rechten, draagt de bewijslast van die feiten of rechten, tenzij uit enige bijzondere regel of uit de eisen van redelijkheid en billijkheid een andere verdeling van de bewijslast voortvloeit.”
Als wettig bewijsmiddel hebben te gelden: de eigen waarneming van de rechter, de verklaringen van verdachten, getuigen en deskundigen en schriftelijke bescheiden. Alleen door de wet erkende bewijsmiddelen zijn voor het bewijs bruikbaar.
Bewijs kan bestaan uit getuigenissen, documenten, foto's, video's, geluidsopnames, DNA-testen of andere tastbare objecten .
Een direct (of rechtstreeks) bewijs betreft een bewijs van een feit dat voor de beoogde juridische kwalificatie in aanmerking komt.