Heel soms worden medicijnen (trombolytica) gebruikt die het stolsel actief oplossen. De behandeling van trombose start in het ziekenhuis, je krijgt dan heparine. Als de stollingswaarde van het bloed goed is, krijg je druppels of pilletjes met vitamine K-antagonisten.
Met medicijnen kunnen we het oplossen van het stolsel door het lichaam sterk versnellen. Dit noemt men fibrinolysetherapie of trombolyse. Animatiebeeld van een bloedvat met een stolsel dat afgebroken wordt. De bloedplaatjes komen los van het stolsel doordat de fibrinedraden worden afgebroken.
De gevolgen van een veneuze trombose
Zo gebeurt het dat er bij bepaalde mensen kleine bloedstolsels ontstaan in hun aders tijdens lange vliegreizen. Dit wordt vliegtuigtrombose genoemd. Deze kleine bloedklonters lossen echter vanzelf weer op, zodra de persoon opnieuw in beweging komt.
Vaak voelt u iets op de plek van de blokkade. Bij een bloedpropje in uw voet of been voelt u kramp, tintelingen of uw been gaat opzwellen.
Om bloedstolsels - bekend als trombi - te voorkomen, wordt antistollingsmedicatie gebruikt. Antistollingsmiddelen, stollingsremmers of bloedverdunners zijn de termen die voor dit soort medicijnen worden gebruikt. Officieel worden de antistollingsmedicatie soorten 'antitrombotische middelen' genoemd.
Bloedverdunners lossen het bloedstolsel zelf niet op, maar geven je lichaam meer tijd om het stolsel op te ruimen. Als je bloed minder snel stolt dan normaal, heb je meer kans op bloedingen. Bijvoorbeeld als je je stoot of verwondt. Het is daarom belangrijk dat je de juiste hoeveelheid bloedverdunners krijgt.
Bloedstolling is van levensbelang. Bij een verwonding herstelt het lichaam zo de beschadiging van een bloedvat. Maar als een bloedstolsel zomaar ontstaat - zonder nuttige reden - kan iemand daar ziek van worden. Er kan dan een bloedprop ontstaan.
1.2 Wat gebeurt er bij beschadiging van een bloedvat? Primaire bloedstolling (duurt enkele minuten); 1. Als een bloedvat beschadigd raakt stroomt er bloed door het gat in de vaatwand naar het weefsel buiten het bloedvat.
Hoe kun je het herkennen? Als een bloedklonter een ader verstopt, ontstaat altijd een ontsteking van de bloedvatwand. Het gaat zeer dikwijls om een spatader. Je voelt dan een pijnlijke streng, en de zone rond de ontsteking wordt rood, warm en gezwollen.
Een gezond voedingspatroon met veel vezels, groente en fruit, vis en weinig rood vlees, geraffineerde graanproducten en fastfood kan de kans op het ontwikkelen van een trombose in de aders of slagaders verkleinen. Noot 1.
Trombose ontstaat als het systeem van stolling en antistolling uit balans is. In ons bloed zitten stoffen die zorgen voor stolling: als we een wondje hebben maakt het lichaam snel een stolsel aan zodat het bloeden stopt. Op dat moment stopt ook de stolling en wordt een overtollig stolsel weer afgebroken.
Klachten / symptomen vaatvernauwing benen of armen
Als u een paar honderd meter loopt krijgt u veel pijn in uw benen, na even stilstaan verdwijnt de pijn (etalagebenen). De pijn voelt aan als kramp. U heeft koude voeten. U heeft een zwaar en vermoeid gevoel in uw benen.
De patiënten zullen meestal klagen over pijnklachten, krampen of een vermoeidheidsgevoel in de kuiten, bovenbenen of de billen. Dit is het gevolg van het zuurstoftekort in de spieren op het moment van de inspanning.
Fibrinolyse. Fibrinolyse is het proces waarbij het stolsel weer opgeruimd wordt. Om dit proces te starten wordt plasminogeen omgezet in plasmine door tPA, uPA of streptokinase (uit endotheelcellen).
Een dik, rood en pijnlijk onderbeen kan een trombosebeen zijn. Bel met deze klachten uw huisarts. Trombose betekent dat er een bloedklont in een bloedvat zit. Door de klont kan een bloedvat dicht gaan zitten.
Bloedverdunners zijn medicijnen die zorgen dat de kans kleiner is dat u bloedpropjes in uw bloedvaten krijgt. Bloedverdunners worden ook wel stollingsremmers of antistolling genoemd. Ze zorgen dat uw bloed minder snel stolt. Als u bloedverdunners gebruikt, is de kans kleiner dat er een bloedprop ontstaat.
Als een deel van de bloedklonter loskomt en met het bloed naar het hart stroomt, kan een diepe veneuze trombose gevaarlijk zijn. Wanneer het hart het bloed naar de longen pompt, kan de klonter er in de kleinere bloedvaten terechtkomen en vast geraken: dan ontstaat een longembool.
De oorzaak is meestal een combinatie van een verhoogde neiging van het bloed om te stollen, een beschadigde bloedvatwand en een vertraagde bloedsomloop. Dit laatste ontstaat onder meer door langdurige bedrust of immobilisatie (bv. door een gipsverband) maar ook door een lange vliegtuigreis.
Bij een longembolie zit er een bloedpropje in een bloedvat in de longen. Hierdoor kan het bloed er niet goed doorheen stromen. U ademt sneller dan normaal. Ademen doet pijn.
Er zijn een aantal vitamine K-afhankelijke Gla-eiwitten. Hiertoe behoren: Protrombine, stollingsfactoren II, VII,IX en X en proteine C, S en Z; deze zijn van belang voor de bloedstolling en worden in de lever aangemaakt.
De lever bepaalt in grote mate de stolling omdat het de lever is die de verschillende stollingseiwitten produceert. Alles wat de lever beïnvloedt, beïnvloedt dus ook de stolling. Alcoholgebruik is een belasting voor de lever.
Hemofilie is een zeldzame erfelijke aandoening waarbij de bloedstolling gestoord is door een tekort aan stollingsfactor in het bloed. Wanneer er een tekort aan stollingsfactor VIII (Factor 8) is spreek men van hemofilie A. Bij een tekort aan stollingsfactor IX (Factor 9) gaat het om hemofilie B.
De meest voorkomende bijwerkingen zijn: er ontstaan sneller bloeduitstortingen en blauwe plekken. een wondje stopt minder snel met bloeden. grotere kans op maag- of darmbloedingen.
Inmiddels zijn NOAC's de eerste keus bij atriumfibrilleren en bij de behandeling/preventie van diepveneuze trombose en longembolie. Bij atriumfibrilleren blijkt er zelfs een mortaliteitsvoordeel ten opzichte van vitamine-K-antagonisten (VKA's). Alle NOAC's halveren de kans op een intracraniële bloeding.
Het is daarom raadzaam om alcohol zoveel mogelijk te vermijden wanneer je bloedverdunners gebruikt. Net als alcohol hebben veelgebruikte pijnstillers zoals aspirine en ibuprofen een 'bloedverdunnende' werking. Ook mensen met leverproblemen lopen een verhoogt risico.