Veel kinderen met dyslexie blijven problemen houden met lezen en/of spellen, ook nadat de behandeling is afgerond: dyslexie heb je voor het leven.
Hierbij wordt, voor de diagnose dyslexie, de ondergrens van een totaal IQ van 70 gehanteerd. Onder deze grens kunnen we niet meer van dyslexie spreken, maar kunnen de achterstanden op leergebied verklaard worden door de lage verstandelijke vermogens.
Van dyslexie en dyscalculie heb je je hele leven last, ook op volwassen leeftijd. Wel zijn er manieren waarop je kunt zorgen dat je er minder last van hebt. Bijvoorbeeld door te kiezen voor een baan waarbij je niet veel hoeft te lezen, schrijven of rekenen.
Dyslexie kan zich uiten in een langzaam leestempo, moeite met woordherkenning en spelling. Het is helaas niet te genezen, maar tijdens een dyslexiebehandeling gaat een kind aan de slag met de koppeling tussen letters en klanken. Door veel te oefenen met deze verbindingen wordt het lezen en spellen makkelijker.
Dyslexie is voor een deel erfelijk. Dat wil zeggen dat de kans groter is dat een kind dyslexie heeft als één van de ouders dyslexie heeft. Kinderen van wie één van de ouders dyslexie heeft, hebben ongeveer een vier keer grotere kans om dyslexie te ontwikkelen dan kinderen van wie de ouders geen dyslexie hebben.
Zowel moeders als vaders kunnen dyslexie doorgeven aan hun kinderen als een van de ouders het heeft . Er is ongeveer 50% - 60% kans dat een kind dyslexie ontwikkelt als een van de ouders het heeft.
Dyslexie heeft niets te maken met intelligentie. Ook kinderen met normale of hoge intelligentie kunnen dyslexie hebben. Wel is het zo, dat de schoolprestaties ver achterblijven bij het gemiddelde niveau. Dit ondanks alle extra moeite die deze kinderen doen.
Mensen met dyslexie zijn over het algemeen goed in het waarnemen van de dingen in hun omgeving, het zien van grote gehelen maar ook van details die anderen niet altijd opvallen. De meeste dyslectici denken ook op een sterk visuele (en minder talige) manier.
Veel volwassenen overwinnen dyslexie.
Na verloop van tijd verbeteren taalverwerkingsvaardigheden door simpelweg deel te nemen aan het leven — luisteren naar leraren, ouders, leeftijdsgenoten en muziek. Naarmate de verwerking verbetert, doen ook het fonemisch bewustzijn en andere fundamentele lees- en leervaardigheden dat.
Als een kind dyslexie heeft en daarnaast ook hoogbegaafd is, dan noemen we dat een dubbeldiagnose of in in het Engels: Twice-Exceptional. Een kind heeft dan 2 kenmerken die op elkaar inwerken, maar elkaar ook maskeren. Door de hoge intelligentie zijn ze bijvoorbeeld in staat om hun dyslexie goed te compenseren.
Dyslectici maken meer spelfouten dan leeftijdsgenoten: 'luisterfouten', (bijv.verspeken in plaats van verspreken), 'onthoudfouten' (bijv.ou-au of ei-ij) of regelgebaseerde fouten (bijv.dt-fouten).
Maar het is geen 'genezing'. Dyslexie is een levenslange aandoening — en het heeft meestal meer impact dan alleen op basisvaardigheden in lezen. In de kern is dyslexie een probleem met taal in de hersenen. Kinderen met dyslexie hebben doorgaans moeite met het werken met de klanken van taal.
Bij mensen met dyslexie kan er een 'stoornis' (zo noemen we dit in het medische model) zijn met het automatisch verwerken van informatie die via de kanalen van de ogen en oren naar de hersenen gaat. Dit wordt het automatiseringstekort genoemd en heeft betrekking op verwerkingsprocessen in de hersenen.
Neurodivergent is geen synoniem voor autisme. Er zijn immers talloze manieren om neurodivergent te zijn. Autisme is er slechts een voorbeeld van zoals ook ADHD, dyslexie, dyscalculie, obsessief compulsieve stoornis, epilepsie of het syndroom van Down.
In feite kunnen mensen met dyslexie, ondanks hun leesvermogen, een scala aan intellectuele capaciteiten hebben . De meesten hebben een gemiddeld tot bovengemiddeld IQ, en net als de algemene bevolking hebben sommigen superieure tot zeer superieure scores. Dus onze kinderen lijken niet alleen slim. Ze *zijn* slim.
1 van Nederlands bekendste YouTube-sterren is Jordi van den Bussche, beter bekend als Kwebbelkop. Het feit dat hij dyslectisch is, heeft hem er nooit van weerhouden dingen uit te proberen.
Er is geen bekende manier om de onderliggende hersenverschillen die dyslexie veroorzaken te corrigeren . Vroege detectie en evaluatie om specifieke behoeften en passende behandeling te bepalen, kunnen echter het succes verbeteren. In veel gevallen kan behandeling kinderen helpen om competente lezers te worden.
Dyslexie gaat nooit over. Je kunt wel leren om er minder last van te hebben. Daarnaast kan het veel oefenen helpen om steeds iets beter te worden in het lezen en spellen. Niet ieder kind met dyslexie heeft veel moeite met zowel het lezen als de spelling.
Volgens de International Dyslexia Association heeft ongeveer 15-20% van de bevolking last van dyslexie. Dit betekent dat ongeveer 1 op de 5 personen een vorm van dyslexie heeft. Daarnaast wordt geschat dat jongens vaker de diagnose dyslexie krijgen dan meisjes.
De meeste dyslectische kinderen hebben sterke visuele en ruimtelijk redeneervaardigheden. Hierdoor begrijpen ze wiskundige concepten die via manipulatieve of visuele strategieën worden aangeleerd, doorgaans beter . Problemen met het begrijpen van concepten als tijd en volgorde kunnen echter nog steeds een barrière vormen.
Er is niet één enkel "dyslexie-gen"; momenteel zijn er meer dan 40 genen gekoppeld aan dyslexie, elk waarschijnlijk met een klein effect op zichzelf. Er is in geval van dyslexie geen enkel "dominant" of "recessief" gen.
Dyslexie beïnvloedt vaak het functioneren van gesproken taal . Getroffen personen kunnen moeite hebben met het vinden van de juiste woorden, kunnen stotteren of kunnen pauzeren voordat ze directe vragen beantwoorden. Dit brengt hen in het nadeel als ze de adolescentie ingaan, wanneer taal centraler wordt in hun relaties met leeftijdsgenoten.
Dyslexie heeft geen correlatie met IQ .
Voor de classificatie of onderkennende diagnose (antwoord op de vraag: 'Is er sprake van dyslexie? ') is een intelligentiebepaling alleen aan de orde om mentale retardatie als eerste diagnose uit te sluiten. Gewoonlijk geldt een IQ van 70 daarvoor als grens.
Bij dyslexie gaat het vaak om beelddenken of conceptueel denken: denken via plaatjes, beelden of filmpjes in je hoofd die soms razendsnel leiden tot een idee, een conclusie, een ontwerp. Oplossingen vóór je zien, terwijl anderen nog over het probleem praten.