Hazelwormen hebben een lange staart, die ongeveer de helft van de lichaamslengte uitmaakt. Slangen hebben een korte staart. Het lichaam van de hazelworm is veel stijver dan dat van slangen. Dit is tijdens de voortbeweging ook duidelijk zichtbaar.
Ze zijn lichtbruin of bronsachtig van kleur en hebben ronde schubben. Hazelwormen lijken misschien veel op slangen, maar er zijn verschillen. Hazelwormen glanzen meer en hebben geen duidelijke nek. Slangen wel, zoals je bij deze adder goed kan zien.
Ze hebben geen vlekkentekening en bewegen zich veel stijver dan slangen. Hazelwormen zijn niet gevaarlijk: ze bijten niet en zijn al helemaal niet giftig.
Weetjes over de hazelworm
Als een hazelworm wordt vastgepakt, kan het dier de staart afwerpen. De afgeworpen staart blijft een tijdje kronkelen en trekt de aandacht van de vijand waardoor de hazelworm (zonder staart) kan ontsnappen.
De hazelworm is een bodembewoner die een verborgen leven leidt tussen de bladeren en takken in de strooisellaag. Hij eet kleine ongewervelden, voornamelijk regenwormen en naaktslakken. De hazelworm is doorgaans bruin van kleur en kan een lengte van ongeveer 45 centimeter bereiken.
Hazelwormen kunnen zwemmen, maar er zijn geen waarne- mingen bekend van dieren die vrijwillig het water in gingen.
Vanaf dan is de hazelworm heel kwetsbaar. Hij beweegt zich sowieso al wat stuntelig voort: door z'n hagedissenlijf kan hij niet soepel kronkelen zoals een slang, maar is hij veroordeeld tot een zijdelingse, boogvormige beweging.
De hazelworm (Anguis fragilis) is een pootloze hagedis. Hij kan tot 45-50 cm lang worden maar gemiddeld zijn de dieren veel kleiner, zo een 30 cm. De bovenzijde van het lichaam kan variëren in kleur: van brons- of koperkleurig tot geelbeige of beige. Over het midden van de rug loopt soms een lengtestreep.
De ringslang is een watergebonden slang. Hij heeft ronde pupillen, gekielde schubben en twee duidelijke gele en zwarte vlekken achter de kop. Het is de grootste slang in Nederland (tot 1,20 m). Hij is niet giftig en bijt zelfs niet als hij gevangen wordt.
De slang leeft vooral rond de grote rivieren in Nederland. Als je een ringslang in het wild wilt zien, maak je de meeste kans in de gebieden rond het IJsselmeer en in Utrecht, Gelderland, Overijssel, Drenthe en Friesland.
Waarnemers van natuurorganisatie Ravon hebben in totaal 652 volwassen hazelwormen en 45 jonge exemplaren aangetroffen, wat betekent dat de populatie iets groeit. De meeste dieren zijn gezien rond Maastricht, in de Kampina in Noord-Brabant, op het Wapserveld in Drenthe en in de buurt van Wageningen op de hei.
In Nederland kun je drie inheemse soorten slangen tegenkomen: de adder, de ringslang en de gladde slang.
De gevlekte ringslang is in België één van de drie inheemse soorten slangen, naast de giftige Adder (Vipera berus) en de niet-giftige gladde slang (Coronella austriaca). Van deze drie soorten is de gevlekte ringslang de meest voorkomende.
De gewone adder (Vipera berus) is de enige giftige slang die in België in de natuur voorkomt. Adderbeten zijn dan ook eerder zeldzaam in ons land. De gewone adder is zeldzaam in België. Hij komt alleen voor in het stroomgebied van de Boven-Maas en de Antwerpse Kempen.
Slangen. In België kennen we drie inheemse slangensoorten; de gevlekte ringslang, de adder en de gladde slang. Van deze drie soorten is de gevlekte ringslang de meest voorkomende. Leer hier meer over de dieren.
Adderbeten in Nederland zijn zeldzaam. Sinds 1885 zijn ruim 220 adderbeten geregistreerd en uit aanvullend onderzoek is gebleken dat er dertien dodelijk waren (RAVON 57). Een adderbeet verloopt voor mensen dus zelden dodelijk, maar een beet is niet zonder risico's. Medische hulp moet dus altijd ingeroepen worden.
Van de drie soorten moet je alleen oppassen voor de adder: die is giftig en kan ook vervelend bijten. De ringslang en gladde slang zijn niet giftig en de ringslang bijt zelfs niet. Als een ringslang gevaar voelt dreigen, kan hij zich schijndood houden.
Vrijwel alle waterslangen zijn onschuldige dieren die niet snel zullen bijten. Een aantal soorten echter staat bekend als agressief en de soorten uit het geslacht Rhabdophis zijn aan te merken als giftig, een beet kan voor de mens fatale gevolgen hebben.
Regenwormen leven van dat wat ze op en in de grond vinden: dode en rottende plantenresten, bladeren en soms uitwerpselen van andere dieren. Ze trekken het voedsel hun gangen in waar ze het verder verteren.
De zandhagedis is alleen bij zonnig weer actief en is dan erg vraatzuchtig en jaagt op alles wat beweegt en in de bek past, het voedsel bestaat uit insecten en andere kleine ongewervelden.
Het voedsel bestaat vooral uit amfibieën. In veel mindere mate worden ook andere dieren als vissen, muizen en hagedissen gegeten. Jonge ringslangen eten ook ongewervelden zoals slakken en insecten (Zuiderwijk, 1991).
Hagedissen leven vooral in vochtige tropische en subtropische gebieden, maar er zijn ook soorten die leven in meer gematigde gebieden of zich hebben gespecialiseerd in droge, schrale omgevingen zoals bergstreken, steppen en zelfs woestijnen.