Het woord 'als' gebruik je als je een vergelijking wil maken tussen twee zaken die een overeenkomst hebben. Meestal gebruik je in dit soort zinnen de woorden 'even', 'zo' of 'hetzelfde/dezelfde'.
Indien is een formeel woord dat vooral in geschreven taal wordt gebruikt.Het is aan te bevelen om in plaats van indien het neutrale woord als te gebruiken. Als uw aanvraag wordt goedgekeurd, krijgt u het bedrag van de premie binnen tien werkdagen op uw bankrekening.
Hoewel het officieel niet juist is, wordt steeds vaker “als” gebruikt in vergelijkingen met een vergrotende trap (zoals beter als, langer als en groter als). Aangezien de meeste taalgebruikers dit afkeuren, is het beter om dit gebruik te vermijden in geschreven taal.
Je kunt de als-zin bijvoorbeeld helemaal vooraan zetten, of helemaal achteraan. De als-zin is soms ook te vervangen door dan of in dat geval. Duidelijker zijn bijvoorbeeld: Als je de kans krijgt, moet je het zeker doen, vind ik.
Als, wanneer en indien kunnen alle drie een voegwoord van veronderstelling of voorwaarde zijn in de betekenis 'in het geval dat' en 'onder voorwaarde dat'.
Er is een stijlverschil: als is het gewoonst, wanneer is formeler. Ik vind het niet leuk als / wanneer je mijn woordgebruik verbetert. Geef je me een seintje als / wanneer je vertrekt? Als / wanneer u dit product bestelt, stemt u in met de algemene voorwaarden.
In verzorgde schrijftaal is dan de aan te bevelen vorm na een vergrotende trap (zoals jonger, beter, liever) en na anders en combinaties met ander(e). Als gebruiken we na de woorden even, (net) zo, evenveel, (net) zoveel, hetzelfde en dezelfde.
Het woord 'als' gebruik je als je een vergelijking wil maken tussen twee zaken die een overeenkomst hebben. Meestal gebruik je in dit soort zinnen de woorden 'even', 'zo' of 'hetzelfde/dezelfde'. We eten vandaag hetzelfde als gisteren. Ze is even oud als mijn zoontje.
'We kunnen iemand als jij goed gebruiken' geldt als de juiste vorm. In iemand als jij, een man zoals hij, een minister als zij, mensen als wij, mensen zoals jij en ik, enz. is volgens de taalnorm telkens alleen de onderwerpsvorm van het persoonlijk voornaamwoord juist.
Volgens een ongeschreven regel mogen zinnen niet met een voegwoord beginnen. Voegwoorden verbinden gewoonlijk een hoofdzin met een voorafgaande hoofdzin. Deze zinnen dienen dan idealiter een samengestelde zin te vormen, met een komma er tussen.
In sommige gevallen is zowel jij als jou mogelijk na dan, maar dan is er een betekenisverschil. Als het voornaamwoord de functie van onderwerp vervult, is jij de correcte vorm.Als het om een lijdend of meewerkend voorwerp gaat, is jou correct.
U kunt die vorm vinden door de zin aan te vullen met een werkwoordsvorm. Bijvoorbeeld: Hij is zo slim als ik (slim ben), en niet Hij is zo slim als mij* (slim ben). Hetzelfde geldt voor hetzelfde of dezelfde + als. Hij is zo slim als ik.
De correcte vorm is langer dan. Het gaat hier om een vergelijking met een vergrotende trap (langer), waardoor je “dan” moet gebruiken.
Als het onzekere element door een ander woord in de zin wordt uitgedrukt, bijvoorbeeld door het hulpwerkwoord zou(den), is zowel als als dat mogelijk. Beide zinnen betekenen dan hetzelfde. Zou je het goed vinden dat / als ik je een nieuwe versie bezorg? Ik zou het fijn vinden dat / als je kunt komen.
Nevenschikkende en onderschikkende voegwoorden
Onderschikkende voegwoorden zijn bijvoorbeeld: dat, voordat, nadat, tot, terwijl, als, toen, omdat, doordat en zodat.
Standaardtaal in het hele taalgebied zijn bijvoorbeeld zo nodig, indien nodig, desgewenst, eventueel, in voorkomend(e) geval(len), in dat geval, als dat nodig is.
Als het voornaamwoord de functie van onderwerp vervult, is ik de correcte vorm.Als het om een lijdend of meewerkend voorwerp gaat, is mij correct.
Als het voornaamwoord de functie van onderwerp vervult, is jij de correcte vorm. Als het om een lijdend of meewerkend voorwerp gaat, is jou correct.
Als je het kunt vervangen door het persoonlijk voornaamwoord “hem”, is het “jou”.Als je het kunt vervangen door het bezittelijk naamwoord “zijn”, is het “jouw”.
In sommige gevallen is zowel ik als mij mogelijk na dan, maar dan is er een betekenisverschil. Als het voornaamwoord de functie van onderwerp vervult, is ik de correcte vorm.Als het om een lijdend of meewerkend voorwerp gaat, is mij correct.
Belgische en Nederlandse media schrijven dat 'groter als' is ingeburgerd in de Nederlandse taal, omdat de regels zouden zijn versoepeld. Maar dat klopt niet. "Het is gewoon 'groter dan'", zegt beste docent Nederlands van vorig jaar, Matijs Lips.
De correcte vorm is eerder dan. Er is hier sprake van een ongelijkheid, waardoor je “dan” moet gebruiken.
Dan komt na een vergrotende trap en na anders en ander(e): groter dan, kleiner dan, anders dan. Als komt na vergelijkingen met zo en even: zo groot als, even klein als.
Na een gelijkheid (stellende trap) schrijf je als. Na een ongelijkheid (vergrotende trap) schrijf je dan.
Het eerste woord vandaag kan worden samengetrokken (weggelaten), maar de formulering kan niet nog korter worden gemaakt door als weg te laten. Bij even warm hoort als; dan past alleen bij warmer. Ook onjuist is 'Morgen wordt het even warm of warmer als vandaag. ' Als past immers niet bij warmer.