Met een slippende koppeling achteruitrijden. Hierbij is het belangrijk je koppeling alleen met de bovenkant van je voet te bedienen en je hak op de grond te houden. Houdt de koppeling zo laag mogelijk. Doel van de oefening; 20 meter achteruit rijden in een zo recht mogelijke lijn.
Bij vooruitrijden zijn het de voorwielen die de richting bepalen, maar bij achteruitrijden volgen de voorwielen de achterwielen. Je stuurt nog altijd met de voorwielen, maar eigenlijk zijn het de achterwielen die het manoeuvre als eerste aangaan. Daardoor moet je continu kleine correcties uitvoeren met je stuur.
Als je je stuur naar links stuurt terwijl je naar achter rijdt zal de achterkant van de auto naar links gaan, en vice versa. Breng de auto tot stilstand als je niet zeker weet welke kant je opstuurt, en ga pas weer rijden als je het sturen weer onder controle hebt.
Alleen kun je niet slagen of zakken. Wel kun je wennen aan de examensituatie. Je krijgt handige tips van de examinator, waar je iets aan hebt voor het examen. En je kunt vrijstelling verdienen voor de bijzondere verrichtingen op het examen.
Ronden van de bocht
Staat de auto bijna recht ten opzichte van de wegas, dan stuur je vlot anderhalve slag terug (naar links) totdat de auto weer recht achteruit rijdt. Handel vlot en kijk en 'voel' wat de auto doet terwijl je de stuurhandelingen uitvoert.
Wie achteruit inparkeert heeft beter zicht op de weg bij het verlaten van een parkeervlak. Makkelijker wegrijden. Een kleinere kans op schades. Beter zicht op de weg zorgt ervoor dat u minder snel paaltjes, voetgangers en andere auto's over het hoofd ziet.
Bij de bijzondere verrichtingen (Omkeren door middel van steken) moet je het overige verkeer voor laten gaan. Kijk eerst voordat je besluit om te gaan keren of het wel mag en/of kan.
- U moet het voertuig keren in een straat, aangeduid door de examinator. De examinator mag een afstand afbakenen waarin u de plaats mag kiezen waar u zich gaat keren. U mag het manoeuvre vooruit of achteruit starten. - U mag de volledige breedte van de rijbaan gebruiken, van boordsteen tot boordsteen.
De meeste auto's hebben ongeveer een zelfde overbrenging voor de 1 als voor de achteruit. Wat resulteerd in eenzelfde topsnelheid in beide versnellingen. Dit kan echter dan nog grote verschillen per auto (of merk) geven. Maar ik zou rekenen op een gemiddeld maximum van 40 km/h.
Bij het verlaten van het parkeervak rij je recht uit totdat de helft van de auto nog in het vak staat. Daarna ga je pas sturen. Denk er wel om dat je niet te ruim uitkomt i.v.m. tegemoetkomende bestuurders. Geef bij het wegrijden in ieder geval richting aan.
Van 5e naar 2e is quasi onmogelijk om foutloos te schakelen, behalve als je hard remt en stevig tussengas geeft.
Regel 1: Laat het gaspedaal los en trap het koppelingspedaal vlot en geheel in. Schakel naar de 2e versnelling door de versnellingspook naar links te duwen en rustig naar achteren te trekken.
Schakelen zonder koppeling naar een hogere versnelling is heel eenvoudig. Hou hem in z'n eerste versnelling (of welke versnelling je dan ook zit) en laat het gas los. Trek heel lichtjes aan de pook in de richting die hij op moet, maar trek niet hard genoeg om hem uit z'n versnelling te halen.
De examinator zal vragen om je wagen evenwijdig ten opzichte van de weg rechts te parkeren. Je gaat naast het voertuig staan waarachter je moet parkeren, om daarna achterwaarts te parkeren, in een continue S-beweging, tussen twee voertuigen. Hetzelfde manoeuvre, maar dan links ten opzichte van de rijrichting.
Instappen auto
Terwijl je naar de auto loopt, bekijk je alvast de omgeving en bepaal je hoe je het beste weg kunt rijden. Loop om de auto heen, tegen het verkeer in, naar het portier. Zo kun je goed reageren als er iets aan komt. Open het portier zo ver als nodig, stap in en sluit het portier.
De 6 bijzondere verrichtingen zijn: Recht achteruitrijden, bochtje achteruitrijden, omkeren door middel van steken, omkeren door middel van een halve draai, hellingproef en fileparkeren.
Te dicht langs geparkeerde auto's, obstakels of fietsers rijden. Niet of onvoldoende voorsorteren. Te ruime of te krappe bochten (soms door nonchalant sturen). Te veel links blijven rijden bij tegenliggers op smalle wegen.
Een goede voorbereiding is het halve werk, ook voor het rijexamen. Dan zijn de zenuwen meestal wat minder. Het kan helpen als je eerst een tussentijdse toets doet. Dan raak je al een beetje gewend aan de examensituatie.
Als een auto achteruit rijdt of wil parkeren, moet hij voor jou stoppen. Jij mag altijd voorgaan. Bij een gewoon kruispunt mag jij voorgaan voor het verkeer van links (jij komt van rechts). Het verkeer dat voor jou van rechts komt moet jij voor laten gaan.
De wet zegt namelijk dat je minstens één meter afstand moet laten tussen jouw auto en de auto's die voor en achter je geparkeerd staan. Parkeren in een kleinere plaats is dus niet toegelaten.