De kabel van 6 mm² zou een diameter van 2,8 mm moeten hebben en die van 10 mm² een diameter van 3,6 mm.
Als ik een beschikbare 4 mm² (aard)draad meet (de enige die ik in huis heb van 4 mm²) dan meet ik met een digitale schuifmaat 2,6 mm diameter. Dat komt dan berekend πr² op 5,3 mm².
De kabeldikte is de oppervlakte, (niet de diameter) van de kern van de kabel, zonder isolatie. Om de oppervlakte te berekenen is de formule: diameter² x pi (3,14) / 4.
YMVK kabel 2 aderig heeft een doorsnede van 2,5 mm2 en buitendiameter van 10,5 mm.
Over een 4mm² kan je 25A stroom sturen. Voor mono of driefase geldt dezelfde regel. Enkel heb je bij driefase 25A meer vermogen (uitgedrukt in Watt) dan bij een monofase 25A.
Installatiedraad met een diameter van 2,5 mm2 (millimeter-kwadraat) voor 12 en 24 volt installaties, en tevens voor 230 volt installaties. Geschikt voor maximaal ca. 10 ampere in 12 en 24 volt installaties.
32A automaat = min. 6mm² draadsectie.
Bij twijfel: een te dikke kabel is altijd beter dan een te dunne kabel. Een dunne kabel geeft spanningsverlies waardoor de omvormer/12 volt apparatuur eerder afslaat, vermogensverlies, wordt warm etc.
De stroom die door een kabel loopt, warmt deze namelijk op. En als deze teveel opwarmt kan dat veel schade geven, zowel aan de kabel als de omgeving. In feite is elke kabel een elektrische “kachel”. Voor de berekening van het vermogen gebruik je de formule: P = I² x R, oftewel stroom (I) x stroom (I) x weerstand (R).
Bedrading in een groepenkast
De kast wordt als volgt bedraad: Een bruine (zwarte) en blauwe draad van minimaal 6 qmm voor de voeding van de hoofdschakelaar die door het energiebedrijf op de KWh-meter wordt aangesloten. Van de hoofdschakelaar naar de aardlekschakelaars, bruin (zwart) en blauwe draad minimaal 6qmm.
1.5mm2 is voldoende voor 16A over korte afstanden. Voor langere afstanden gebruik je 2.5mm2 om spanningsverlies te voorkomen.
Stel je de draad voor als een hele langgerekte cilinder. Als je de cilinder door zou snijden zou het snijvlak de vorm van een cirkel hebben. Het oppervlak van deze cirkel is de 'draaddoorsnede', symbool A. De grootte van dit oppervlak bereken je met A = π·r2 mer r de straal (helft van de draaddikte).
3 x 2,5 mm2 mag conform de NEN1010 afgezekerd worden met maximaal 24 Ampère.
Stel je hebt een 24V motor met een vermogen van 1kW (=1000W). Hoeveel ampère trekt deze motor als je op vol vermogen vaart? Antwoord: W = V x A, dus 1000 = 24 x A. In dit geval deel je dus 1000/24 = 41,7.
Ruwweg: 10A per vierkante mm. Lengte van de kabel heeft ALLEEN invloed op de spanningsval over de kabel (dus NIET op de werktemperatuur van de kabel).
Diameter aders: 3 x 1 mm² Maximaal vermogen: 2300 watt. Kabellengte: 25 meter.
De kabel van de omvormer naar de meterkast
Voor omvormers (fase 1) wordt een 3-aderige kabel gebruikt (3 x 2,5 tot 6 mm2) en voor omvormers (fase 3) 5 x 2,5 mm2. Deze kabeldikte kan berekend worden met behulp van het vermogen van de omvormer en de lengte van de kabel.
Wanneer u een standaard aansluiting voor schakelaars of stopcontacten gaat maken, dan heeft u een 2-aderige grondkabel nodig. Voor meer uitgebreide aansluitingen kiest u voor een minimaal 3-aderige grondkabel.
In de meeste gevallen kan men zonder problemen kabels gebruiken tot zo'n 5 á 10 meter lang. In veel gevallen werken ook kabels van 15 meter lang, of zelfs 20 meter lang zonder problemen.
Door één groep mag maximaal 16 Ampère aan stroom lopen. Nu kan u het vermogen uitrekenen door middel van de spanning en de stroom, waarbij u de stroom, 16 Ampère, vermenigvuldigt met de spanning, dat ofwel 220 Volt ofwel 230 Volt is. Hierbij is de uitkomst 16 Ampère x 220 Volt = 3520 Watt.
Vrijwel alle fabrikanten van zonnepanelen gebruiken 4mm² bekabeling. Dit is ook logisch, aangezien de stroom van de zonnepanelen vrij laag is in verhouding tot deze kabeldikte.